Voor een nestkastonderzoeker is de Hoge Veluwe een bijzondere plek. Al sinds 1955 wordt hier op dezelfde manier onderzoek gedaan door het Nederlands Instituut voor Ecologisch Onderzoek. Toen ik geboren werd hadden ze er dus al 15 seizoenen opzitten. Je kan zeggen dat hier de wieg van het wetenschappelijk onderzoek met nestkasten heeft gestaan. Bijna, want de echte wieg stond zo’n 15 kilometer hier vandaan waar het allemaal al in 1912 begon.
Op de Hoge Veluwe is ondertussen iedereen overleden die hier begon. Onderzoekers wisselen, maar de nestkasten blijven precies hetzelfde. Marcel Visser die hier de scepter zwaait wil de nestkasten ook niet lager hangen, want, wie weet, heeft dat wel invloed op de mezen. Dus fietsen alle onderzoekers nog steeds met een laddertje op hun schouder door het bos van de ene naar de volgende nestkast. Toch veranderen hier wel zaken. De boommarters deden hun intrede als predator van nestkastinhoud, en dat nam snel zulke vormen aan dat het einde van het onderzoek nabij kwam. Dus sinds een paar jaar zitten er ook gazen korfjes voor de nestkastopening. Een mees kan er doorheen, een marter (in principe) niet. De eerste jaren moesten die korfjes er weer af na het broedseizoen, en pas weer op nadat de mezen waren begonnen met nestbouw. Om te voorkomen dat in de lange meetreeks er een korfjeseffect zichtbaar zou kunnen zijn. Die marters hebben het vast prachtig gevonden, want in de winter hadden ze vrij spel om slapende mezen uit de nestkasten te hengelen.
Het bos verandert ook. De eiken zijn er op tal van plaatsen nu slecht aan toe, vermoedelijk door de stikstofdepositie. Kwijnende eiken maken plaats voor jonge berkenopslag. De effecten hiervan zijn vast veel groter voor de mezen dan de hoogte waarop de nestkasten hangen, maar ik ben het met Marcel eens dat je maar het best zo min mogelijk kan veranderen waar je zelf invloed op kunt hebben. Daardoor kan je mogelijk die andere effecten beter meten.
Ik ken dit bos van haver tot gort. Tijdens mijn promotie-onderzoek heb ik hier honderden velduren rondgesjouwd. Het voelt vertrouwd aan, maar toch ook onwennig. Overal zitten nog bonte vliegenvangers te zingen, maar ik heb geen idee hier wie ze zijn. In Drenthe heb ik de afgelopen maand dagelijks de aankomst van de vliegenvangers meegemaakt, en daardoor ken ik al de vogels als individu. Hier zijn het vreemden voor me. Het voelt bijna ontheemd, juist omdat ik het gebied verder zo goed ken. Al dat gezang suggereert dat er veel ongepaarde mannen moeten zijn, maar misschien valt het zingen me meer op, omdat ik niet kan plaatsen of de vogels al een nest hebben.
Het is geen bedevaart om die beroemde nestkasten te bekijken. We zijn benieuwd naar de eiken, waar Marcel al sinds 1993 de rupsenvraat aan meet. Onze vraag is of die rupsen invloed hebben op de groei van de boom, en of je dat in de jaarringen terug kan zien. We verwachten dat de jaren met kaalvraat smalle ringen geven, en de jaren met weinig rupsen juist brede. We hebben al een mooie serie van Drenthe, maar die is slechts 17 jaar, terwijl deze op de Hoge Veluwe dus tweemaal langer is. Wat een weelde om over zulke lange tijdreeksen te beschikken.