Het bos leeft van de bonte vliegenvangers, ondanks een nacht vol regen. Overal zitten ze te zingen, en het is bijna onvoorstelbaar dat dit stuk bos nog meer vliegenvangers kan verdragen. Toch is dat schijn, want tien jaar geleden broedden hier bijna anderhalf keer zoveel als nu. Of beter gezegd: als de afgelopen paar jaar, want voor dit jaar weten we nog niet hoeveel het er zullen worden. Als ik geen harde gegevens zou hebben, dan zou ik niet geloven dat er nog meer vliegenvangers kunnen voorkomen dan dat er nu zitten. Het geeft maar aan hoe gemakkelijk je dingen vergeet. Of misschien vooral hoe moeilijk het is onderscheid te kunnen maken tussen heel veel en nog meer. Alleen doordat we zo goed observeren, krijgen we een echt beeld van de veranderingen in de natuur.
Vreemd hoe vliegenvangerparen kunnen verschillen. Twee kasten die geen 100 m uit elkaar liggen, waarvan beide vrouwen op 15 april zijn aangekomen. Bij het ene paar was er al veel mos van mezen in de nestkast, en in vijf dagen heeft de vrouw dat omgebouwd tot een prachtig vliegenvangernest. Als ik het controleer, komen beide ouders schelden, naderen me op slechts twee meter. Bij dat andere nest lijken de vliegenvangers in rook opgegaan. Een paar strootjes getuigen van hun aanwezigheid. Toen de man nog geen vrouw had was hij er altijd, maar sindsdien zie ik hem vaker niet dan wel. De mogelijkheid bestaat dat ze samen een spechtenhol hebben uitgezocht om te gaan broeden, maar ik vermoed dat ze over een paar dagen hier toch in een nestkast gaan bouwen. Waarom de ene vrouw zoveel langer wacht dan de ander begrijp ik slecht. Komen ze in verschillende condities aan, of verschillen ze in verwachting van wanneer ze het beste jongen in het nest kunnen hebben?
Zwartkopmannen jagen door de lage hulststruiken, luid zingend, opgewonden roepend. Steentjes die tegen elkaar worden geslagen. Ik prijs me gelukkig dat ik niet aan zwartkoppen werk. Hun egaal grijze pak met zwart kruintje geeft mij geen enkele aanknoping voor individuele herkenning. Of zou dat anders zijn wanneer je ze beter bestudeert? Zouden het dan ook snel individuen worden die je herkent? Ik betwijfel het, en ben blij met m’n vliegenvangers met al hun variatie (en de gekleurde ringen die ze dragen).
De aankomst van vrouwen verloopt maar traag. Elke dag sprokkelen we er weer een paar vrouwen bij, en ook mannen blijven binnendruppelen. Geen wonder, want de windstroming komt vanuit het noorden. Waar in de meeste jaren vrouwen gemiddeld zo’n week na de mannen arriveren, zal daar dit jaar vast meer tijd tussen zitten. Als we voor het gemak even aannemen dat we nu vrijwel alle mannen binnen hebben (en de aantallen zijn vergelijkbaar met vorige jaren), dan is hun aankomst gemiddeld 10 april. De vroegste aankomst ooit (hiervoor was dat 13 april). Maar we zijn nu negen dagen verder, en slechts een kleine 30% van de mannen heeft een vrouw. Dus de bulk van de vrouwen moet nog komen, en die gemiddelde aankomst gaat vast niet het record halen van 2020, toen de vrouwen gemiddeld op 19 april aankwamen. Benieuwd weer hoe het de komende dagen verder gaat.