Het wordt steeds stiller in het bos. Het zijn vooral de zwartkoppen en vinken die nog zingen. Die kunnen ook nog wel even doorgaan met broeden. Voor de meeste andere vogelsoorten in het bos zit het er zo’n beetje weer op. Als ze geluk hebben gehad, hebben ze een mooie familie jongen laten uitvliegen. Maar voor velen is dit niet weggelegd, want is het nest op een gegeven moment geplunderd door een muis, een marter, een gaai of een adder. Je zou denken dat je overal jonge vogels moet zien, maar het is toch relatief sporadisch dat je die echt tegen het lijf loopt. Soms een familie winterkoningen, die als muizen laag over de grond van bosje naar bosje schieten. Er zitten regelmatig jonge boomleeuweriken op de zandpaden. Boompiepers, tjiftjaffen en fitissen hoor je wel alarmeren, maar zelden zie je hun jongen. En van algemene soorten als roodborst of vink kom ik helemaal zelden uitgevlogen jongen tegen. Is dat mijn onvermogen, zijn het er gewoon weinig, of gedragen ze zich zo cryptisch dat je ze zelden ziet?
Toen ik vandaag langs nestkast 657 kwam, viel me op dat er een vliegenvanger uit schoot. Of misschien zag ik het geeneens echt goed, maar toch trok het de aandacht. In die nestkast is pas heel laat een vliegenvanger begonnen, maar er ligt nu al ruim 10 dagen een mooi nest, maar eieren worden er niet in gelegd. Die vage waarneming deed mij vermoeden dat de vrouw misschien wel op een leeg nest zit te broeden. Het is een fenomeen dat bij mezen wel eens voorkomt. Een foutje in de fysiologie, wat ook kan komen door kalkgebrek. Bij vliegenvangers heb ik het voor zover ik me kan herinneren nooit eerder waargenomen. Toch maar eens checken, want graag ken ik de identiteit van alle vliegenvangers in het bos. Ik denk een klepje te zetten om haar te kunnen vangen, maar aangekomen bij het nest zit ze gewoon in de nestkast op dat lege nest. Het is een bekende vrouw die sinds 2019 ieder jaar succesvol heeft gebroed. Ieder jaar was ze aan de late kant, en nooit legde ze een echt groot legsel. Maar dit jaar is het wel erg beroerd: nul eieren. Al die kilometers vanuit Afrika voor niets gevlogen. Benieuwd of we haar ooit nog terug gaan zien.
Verderop in het bos zit toch weer een vliegenvanger te zingen. Hij zit bij twee nestkasten waar de afgelopen dagen jongen zijn uitgevlogen. Het is niet echt zingen uit volle borst meer, en het is me niet duidelijk om welke man het gaat. Is het één van die vaders die al jongen liet uitvliegen, of is het toch een ander? Min of meer tegen beter weten in zet ik een klep. Het voelt als een halfslachtige vangstpoging, maar wonder boven wonder: na een half uurtje heeft hij zichzelf toch in de nestkast gevangen. Het blijkt een jong van vorig jaar, die zo’n 500 meter verderop geboren is. Ik dacht alle zingende mannen toch gevangen te hebben, en deze is er nu pas laat bijgekomen. Geen idee of hij eerder ergens buiten het nestkastgebied heeft rondgehangen. Wat ook curieus is: deze man is duidelijk aan z’n vleugelrui begonnen. Ik was altijd in de veronderstelling dat zingen en ruien niet echt samen gingen. Dat mannen dus zaten te zingen totdat de rui begon, en er dan mee ophielden. Maar ik heb al verscheidene mannen gevangen die nog laat zongen en al begonnen waren met de rui. Zo leer je altijd weer wat nieuws.