Voor mij is het bos een verzameling herinneringen. Zeldzame herinneringen die soms wel 17 jaar terug gaan. De eerste kraanvogels die tompetterden bij één van de eerste nestkastrondes in 2007, de oehoe die geruisloos door de boomtoppen vloog, of de nietige rozetjes van dennenorchissen die nooit in bloei kwamen. Het zijn ook herinneringen aan jaarlijks terugkerende fenomenen. Ik weet precies welke eiken altijd als eerste in blad komen, waar de boomklevers nestelen, de spreeuwen hoog in de bomen zingen. Ik weet dat de groepen kepen tot eind april in het bos zitten voordat ze naar Scandinavië trekken.
Vanochtend loop ik zo van herinnering naar herinnering te mijmeren, en tegelijkertijd gespitst op ieder teken van leven van bonte vliegenvangers. Het is nog geen vetpot. Maar aan enkele roepjes heb ik voldoende. Dit is de plek waar vorig jaar zo’n mooie donkere man zat die zich steeds slecht liet zien: een verlegen type. Ook nu weer een donker beest, en weer laat hij zich slecht zien. Op basis van gedrag zou het zomaar dezelfde kunnen zijn. Een stuk verderop zit een andere man ruzie te maken met een stel mezen. Het is bij een nestkast waar vorig jaar één van de vroegste vliegenvangerparen huisden. Die waren nooit thuis als ik langskwam. Dit lijkt duidelijk een andere, en ook zijn zwarte kleurring wijst daarop. Dit soort herinneringen beklijft vaak maar een jaar, en ze worden nu weer overschreven.
Dit bos is ook vol twijfels. Over of de dingen die we meten wel de juiste zijn. En nu vooral ook of we de vliegenvangers waarvan we denken dat ze net zijn aangekomen, ook wel echt in de smiezen hebben. Het doel is om ieder jaar weer van iedere broedvogel de identiteit te weten, en ook wanneer hij of zij aankwam. Daarom lopen we elke dag onze rondes, en in deze tijd is er altijd weer de twijfel over vooral wat we niet zien. Want als zo’n vliegenvanger z’n snavel houdt, is hij nauwelijks te vinden. En waarom geluid maken wanneer er nog nauwelijks andere vliegenvangers zijn? Die twijfel is belangrijk, en is ook de kern van wetenschap. Het moet wel productieve twijfel zijn, waardoor we beter nadenken over onze waarnemingen. Gelukkig weten we al dat die aankomstdatum die wij waarnemen heel goed overeenkomt met de werkelijke aankomst. Maar of dat ook voor die allervroegste vogels geldt?
Ik had meer vliegenvangers verwacht vanochtend. De teller bleef op drie steken. Eén van de mannen had ik eergisteren ook gezien. Prettig hem weer te zien, wat aangeeft dat de kans groot is dat je een vogel ziet wanneer hij er is. Het loopt ook nog geen storm met de aankomst van andere Afrikagangers. Een paar fitissen die al een paar dagen op dezelfde plekken zitten te zingen. Een enkele boompieper. Weinig toevoer. Nog geen gekraagde roodstaarten of zwartkoppen in het bos. Tot nu toe lijkt het geen vroeg jaar te worden. Ook de mezen zijn maar spaarzaam met nestbouw bezig. We gaan het allemaal weer meemaken de komende weken.