22 april 2025: de natuur als meetlat.

Als je aan een meteoroloog vraagt wat voor voorjaar dit is, dan zal hij of zij je getallen geven over de gemiddelde temperatuur, neerslag en zonneschijn. Allemaal getallen die alleen iets zeggen wanneer je een gevoel hebt voor hoe het in andere jaren was. Voor een bioloog zijn die getallen over het weer wel aardig, maar als je de natuur wilt begrijpen dan kan je die beter direct meten. Maar die natuur heeft zoveel aspecten, waar moet je dan eigenlijk beginnen?

Wij hebben dat heel praktisch opgelost: ons onderzoek gaat naar hoe vogels zich kunnen aanpassen aan klimaatverandering. En omdat we in een bos werken, en de vogels voor een belangrijk deel afhankelijk zijn van rupsen die op bomen leven, zijn we het uitlopen van de bomen gaan meten. Dat doen we al sinds 2007, en elk jaar meten we van precies dezelfde bomen weer wanneer hun bladeren uitlopen. We hebben min of meer willekeurige bomen genomen, want het zijn bomen waar we toen in 2007 een nestkast aan de stam hebben getimmerd. Elk voorjaar weer controleren we eens per vijf dagen wat er in die nestkast gebeurt, en het is een kleine moeite om dan ook even naar de boomkroon te kijken en op een schaal van 1 tot 5 te noteren hoe ver de bladeren in de kroon al ontwikkeld zijn.

Wanneer ik naar het uitlopen van zowel berken als de vroegste zomereiken kijk, dan blijkt dat van jaar tot jaar enorm te verschillen (zie onderstaande figuur). Vorig jaar was extreem vroeg, en 2013 was heel erg laat. Tussen die extremen verschilt het ruim drie weken. Voor de vogels maakt dat nogal uit, want zij moeten anticiperen op wanneer er veel rupsen zijn, en die rupsenpiek loopt relatief gelijk op met het uitlopen van de bomen.

Gemiddelde uitloopdatum van berk (groen) en zomereik (blauw) in het Dwingelderveld. Voor zomereik zijn het alleen de vroegste eiken, want op dit moment van schrijven zijn veel eiken nog niet uitgelopen.

Dit jaar is zeker geen heel vroeg jaar voor de bomen, en 2025 zit enigszins in de middenmoot. Opvallend is ook dat het uitlopen van die bomen de afgelopen 19 jaar bij ons in Drenthe niet lijkt te zijn vervroegd. Mooi is dat: wil je aan de effecten van klimaatverandering werken, blijkt dat er op deze plek even weinig te veranderen (maar op globaal niveau helaas wel enorm veel!). Niet dat we daarmee echt een probleem hebben, want uiteindelijk blijken we goed in staat om te meten wat de gevolgen zijn van klimaatverandering op de vliegenvangers. En zoals ik eerder op 20 april al geb geschreven: opvallend is dat die vliegenvangermannen gemiddeld steeds eerder aankomen, terwijl dat voorjaar dus niet vervroegd. Wat weten die mannen wel, wat wij niet weten? En ook wat hun vrouwen blijkbaar niet door hebben, want die lijken nauwelijks eerder aan te komen. Daarover gesproken: de afgelopen week zijn er maar weinig vrouwen bij gekomen, en dat moet de komende week toch echt gaan gebeuren. Morgen weer vol goede moed het bos in, om te kijken of er weer meer bij zijn gekomen.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *