Vandaag is weer een nieuwe fase van het veldwerk ingegaan: er zijn jongen van zeven dagen oud, en dan vangen we de ouders en ringen de jongen. Die ouders vangen we dus met een klepje in de nestkast, en bij veel nesten hoeven we alleen de man te vangen, omdat we de vrouw al van de eieren hebben gelicht. Maar bij deze eerste kast woont een schuwe vrouw, die altijd naar buiten sneakte wanneer ik kwam aanlopen. De man vang ik na een kwartier, wat ik al best wel lang vind. In het ideale geval hoor je namelijk de klep al dichtvallen wanneer je wegloopt. In je herinnering gebeurt dat natuurlijk veel vaker dan in werkelijkheid. Die man heeft wel door dat er iets vreemds aan de hand is: hij twijfelt bij het naar binnen gaan. Grappig dat die vogels nog zoveel kunnen zien in zo’n kast, waar het toch erg donker moet zijn als ze zelf de nestkast blokkeren om naar binnen te kijken. Maar gelukkig overwint de drang om de jongen te voeren. Zoals dat altijd vroeg of laat het geval is. Maar nu zit ik toch alweer 20 minuten op die vrouw te wachten. Ik twijfel of ik misschien zelfs iets te dichtbij zit, maar ik wil graag de nestkast wel zien zodat ik er gelijk naartoe kan als de klep dicht zit.
Ondertussen hebben de muggen mij ook gevonden, en doen zich te goed mij. Een van de vele geneugten van het veldwerk. De lol ook van een nat voorjaar. Gelukkig ben ik tegenwoordig redelijk immuun voor muggenbeten. Ze zijn nog steeds irritant wanneer ze om je hoofd heen zoemen, of nog erger in je oor. Ik voel hun steekjes, maar gelukkig blijft het daarbij. Geen bulten, geen jeuk.
Uiteindelijk komt die vrouw. Natuurlijk komt ze, want die ouders komen altijd weer voeren. Ze is ongeringd, dus het kan niet zijn dat ze het trucje al kende. Gewoon een schuwe vogel, en ik ben altijd benieuwd of dit soort schuwe individuen in het volgende jaar meer geneigd zijn om na een vangst een andere plek op te zoeken.
Als ik zo ruim een uur aan één nestkast moet besteden, voelt dat super inefficiënt. Liever wil ik door, of in ieder geval iets anders kunnen doen tussendoor. Dat wachten staat me slecht aan, maar het gaat maar ten dele om mijn eigen efficientie. Belangrijker is dat die vogels er zo min mogelijk last van hebben, en dat kan alleen als ik ze zo kort mogelijk in die nestkast laat zitten. Dus wacht ik braaf. Gelukkig loopt het bij de volgende vier nestkasten allemaal veel gemakkelijker. Daar heb ik steeds de vrouw al gevangen op de eieren, en ik alle gevallen vang ik hier de man als eerste. Fijn, want dan hoef ik de vrouw niet te storen bij het voeren van haar jongen. Man geringd, jongen geringd en gewogen, en weer verder. Zo zit de eerste klepdag er weer op. Vijf nesten, dus goede oogst. Er zitten weer interessante vangsten bij. Een man die niet door ons is geringd, en benieuwd waar die vandaan komt. En een andere man die in 2019 was geboren, en die we nu pas voor het eerst zien. Dan denk je veel te weten van die vogels, maar zoals ik eerder al schreef is dat maar schone schijn.