23 april 2025: fluiters, havik en te optimistische koolmezen

Sinds een paar dagen zijn de fluiters weer terug in het bos. Hun zang klinkt als een vallende knikker op een stenenvloer: een triller die steeds sneller wordt. Als ze er echt zin in hebben, volgt een melancholiek “tjuu-tjuu-tjuu-tjuu”. Je kan denken dat die fluiters laat zijn, want de vliegenvangers zijn er immers al drie weken. Maar in de jaren tachtig kwamen de eerste fluiters pas begin mei uit Afrika terug. Hoe je dit beleeft, hangt dus af van je perspectief.

Je kan denken dat die fluiters veel op vliegenvangers lijken: het zijn beide bosvogels (hoewel fluiters veel strikter), insecteneters en lange-afstandstrekkers. Een beetje variatie op hetzelfde thema. Maar in tegenstelling tot bonte vliegenvangers, zijn fluiters ware nomaden. Zij keren nauwelijks terug naar de plek waar ze het jaar daarvoor hebben gebroed, en de kans dat ze weer op hun geboorteplek terechtkomen is al helemaal bijzonder klein. Niet dat we weten waar ze dan wel naar toe gaan, maar uit ringonderzoek weten we vooral dat ze dus weinig plaatstrouw zijn. Dat is op zich wel vreemd, want elk jaar zitten op dezelfde specifieke plekjes in het bos weer fluiters te zingen. Fluiterplekjes die dus door steeds weer andere fluiters worden ingenomen.

Omdat ik weet dat fluiterterugvangsten zo zeldzaam zijn, kijk ik bij fluiters altijd even of ze een ring om een poot hebben. Dat gebeurt dus vrijwel nooit, maar vandaag bleek één van de drie zingende fluiters in mijn nestkastengebied een ring te dragen. Dat is spannend, zeker omdat ik hier nooit volwassen fluiters heb geringd, maar wel af en toe nestjongen. Dus nu maar hopen dat deze fluiter nog een paar dagen blijft. Met een mistnet en het afspelen van fluiterzang bij het net zijn ze vaak gemakkelijk te vangen. Want alleen als ik de vogel in handen heb, kan ik zijn ring aflezen en er achter komen waar hij is geringd.

Een andere bijzondere waarneming vandaag was een havik. Dat is eigenlijk een droevig bericht, want havikken waren hier tien jaar geleden nog bijna dagelijkse kost. Door het verdwijnen van de grotere vogels in het bos, loont het niet meer om havik te zijn. Ik zie bijna geen merels, houtduiven zijn schaars, en vandaag vond ik wel een geplukte Vlaamse gaai die vast door die schaarse havik te grazen is genomen. Nu maar hopen dat deze havik zich niet vergrijpt aan die mooie zomertortel die ik bijna dagelijks hoor koeren. Ene zeldzaamheid voedt zich met nog zeldzamere andere soort. Zo hou je steeds minder zeldzaamheden over.

Eerste koolmezennest waarvan de eieren uitkwamen op 23 april. Het eerste ei werd hier op 1 april gelegd.

Vandaag vonden we de eerste koolmeesjongen die net uit het ei waren gekropen. De vrouw had haar eerste ei op 1 april gelegd, en was vast heel optimistisch door het warme en zonnige weer eind maart. Maar nu vrees is dat dit wat al te optimistisch was. Die meesjes moeten gaan groeien op een grote hoeveelheid lekker vette rupsen, en ik geloof totaal niet dat die er nu al zijn. Alle rupsjes die ik nu vind zijn miezerige sliertjes, van nog geen twee of drie millimeter lang. Nu zijn koolmezen veel betere rupsenzoekers dan ik, maar ik kan slecht geloven dat er al voldoende voedsel is. En dan gaat het morgen ook nog eens een groot deel van de dag regenen. Ik vrees dat dit een geval is van verkeerd te hebben gegokt, en dat dit nest snel ten einde komt. Gelukkig is er voor de ouders nog voldoende tijd om nogmaals te beginnen, maar daar hebben die hongerige jongen natuurlijk helemaal niets aan. Het is een harde wereld daar buiten. Maar misschien heb ik het wel fout. Dat hoop ik maar.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *