De klad is een beetje in de blogs gekomen. De reden is dat het gewoon te druk was. Maar deze drukte voelt ook als oogsttijd: voor de vliegenvangers die hun jongen laten uitvliegen, maar ook voor ons, want we voegen allemaal individuele levensgeschiedenissen aan de databank toe. Met elke vangst van een geringde ouder hebben we weer een stukje van zo’n levensgeschiedenis, en met elk jong dat we ringen, liggen er weer nieuwe in het verschiet. Ik denk dat als we het aanpassingsvermogen van zo’n soort willen begrijpen we dit soort gegevens nodig hebben. En daarom werken we al zo’n twee maanden bijna non-stop, zonder weekends, want daar doen die vliegenvangers niet aan.
De vermoeidheid begint zijn tol te eisen. Ik ga domme fouten maken, zoals vandaag dat de accu van mijn camera opeens leeg was. Die had ik natuurlijk moeten opladen, en nu heb ik een deel van de dieetfoto’s die ik wilde maken niet kunnen maken. Maar gelukkig kan dan morgen ook nog. Wat ook op de loer ligt is dat je schrijffouten gaat maken, en dat je daardoor vreemde zaken in de databank krijgt die gewoon niet kloppen. Ik vrees dat ik gisteren zo’n fout heb gemaakt. Ringnummers die beginnen met BG72 zijn algemeen, maar ik ving volgens mij man waarvan de ring begon met BG71. Maar ik heb BG72 opgeschreven,vast omdat dit zo normaal was. Ik weet nog dat ik dacht: grappig een BG71, maar 100% zeker weet ik het niet. En het maakt nog al wat uit: voor dit nummer is de BG71 in 2018 geringd, en de BG72 in 2023. Dus het is of een echt oudje, of een broekie. Er zit niets anders op dan nogmaals deze vogel te vangen. Wat extra werk, maar de grootste drukte is gelukkig voorbij, dus er is wat ruimte.
Wanneer ik mijn drukte vergelijk met die vliegenvangerouders dan lijkt het wel mee te vallen. Zij werken voor hun jongen immers van zonsopgang tot zonsondergang. Dat is voor mij nu te veel gevraagd. Ik kijk met respect naar dat harde werken, en kan me goed voorstellen dat het ook voor hen fijn is wanneer deze klus er weer op zit. Veren ruien en dan al eind juli naar Afrika, waar ze een half jaar bij kunnen komen. Maar niet iedere vliegenvanger lijkt hier zo over te denken. Vandaag was ik de kasten nog eens aan het controleren, en bij het openen van nestkast 719 kijkt een vliegvangervrouw mij wat bozig aan vanaf een nest. Hemeltje, die had ik even gemist. Ik durf de vrouw nog niet van de eieren te pakken, want mogelijk is ze nog aan het leggen, en ik wil haar niet verstoren. Er zijn nu vier eieren. De vrouw draagt links een rode ring, en ik ga in gedachten na welke andere vrouwen in dit plot links rode ringen hebben. Daar heb ik mijn veldboekje voor nodig, en het blijkt dat ook de vrouw die in nestkast 703 broedde links rood droeg. Die jongen zijn net uitgevlogen, en het is best goed mogelijk dat deze vrouw er gewoon een tweede broedsel aan toevoegt. Het is een zeldzaam verschijnsel, dat we niet ieder jaar zien, en waarvan ik 15 jaar geleden niet had geloofd dat we het ooit zouden gaan zien. Ik dacht altijd dat die vliegenvangers te veel haast hadden om weer naar Afrika te gaan. Ik ben blij dat het nog zeldzaam is, want ik moet er niet aan denken om in dit tempo nog eens drie weken door te bikkelen. Maar die enkele late broedsels zijn wel de krenten in de pap, helemaal wanneer het echte tweede broedsels blijken te zijn. Ik zal mijn ongeduld nog even moeten bedwingen om die vrouw te vangen. Ik denk dat ik haar man al ken, want die heeft hier lang zitten te zingen als ongepaarde man. Hem ving ik twee weken terug in dezelfde nestkast. Voor hem heeft dat dus geloond om zo lang door te gaan. Maar nu zijn zelfs de stugste doorzingers zonder vrouw stil gevallen. Ze geloven er blijkbaar niet meer in, en beginnen naar Afrika te verlangen.