20 Mei 2024: Een tussenbalans

Het voorjaar vordert gestaag, en het is wel aardig om even een tussenbalans op te maken. Dat is ook voor mij nutting, want eigenlijk heb ik zelf ook een slecht idee hoeveel mezen we dit jaar hebben ten opzichte van andere jaren. Dus hieronder het aantal legsels in een grafiek voor alle terreinen die we sinds 2007 continue gevolgd hebben.

Aantal nesten van de drie algemeenste nestkastbewoners in onze nestkasten.

Er is van alles over dit soort plaatjes te zeggen. Voor de bonte vliegenvangers kan je zeggen dat dit geen goed jaar was: het op twee na slechtste jaar ooit. En als je het eerste jaar niet meeneemt (want vliegenvangers moesten de kasten nog ontdekken), dan is het dus na 2022 het laagste jaar ooit. Om dat nog meer te accentueren: vanaf 2013 zijn we 40% van onze broedpopulatie kwijtgeraakt. Ik wist dit wel, maar nu ik dat zo laat zien dan schrik ik er wel van, ook omdat we slecht begrijpen waardoor dit veroorzaakt wordt. Tot 2020 had je nog kunnen zeggen dat het mogelijk de toenemende competitie met de koolmezen was, want die zaten duidelijk in de lift, maar de laatste vier jaar zijn die ook naar een lager niveau gegaan. De vliegenvangers hebben hier niet positief op gereageerd, hoewel je ook zou kunnen zeggen dat de afname sinds 2018 gestopt is. Duidelijk werk aan de winkel om dit eens goed uit te zoeken.

Je zou zelfs kunnen zeggen dat alle alarmbellen af moeten gaan wanneer je in tien jaar tijd 40% van je populatie verliest, en ik weet niet zo heel goed waarom dat niet zo voelt. Misschien is het omdat ik het gevoel had dat we wat boven onze stand leefden met die extreem hoge dichtheden aan bonte vliegenvangers. Voordat die nestkasten er waren, kwamen ze relatief sporadisch voor in deze bossen. We hebben dus een kunstmatige situatie geschapen, waar die vliegenvangers snel van profiteerden, maar ze hebben die hoge aantallen niet vast kunnen houden. Het kan natuurlijk zijn dat dit deel van een groter probleem is. Het lijkt er bijvoorbeeld op dat de fitissen in het bos ook sterk zijn afgenomen, en misschien andere insecteneters zoals winterkoning ook wel. Maar zoals gezegd: iets om nodig aandacht aan te gaan besteden.

Het voorjaar van 2024 is ook een vroeg voorjaar. Eerder beschreven we al dat we in de afgelopen 17 jaar nooit een jaar hadden dat de berken en de eiken zo vroeg in blad kwamen. Maar hebben de vogels in de nestkasten ook extreem vroeg gelegd?

Gemiddelde datum van het eerste ei voor iedere soort per jaar.

Sinds wij begonnen te meten in 2007 is 2024 het vroegste jaar voor beide mezensoorten, samen met het eveneens heel vroege voorjaar van 2014. Het is dus heel vroeg, maar het ligt wel min of meer binnen de bandbreedte die we in de afgelopen 18 jaar hebben waargenomen. Voor bonte vliegenvangers geldt min of meer hetzelfde. Het was na 2020 het op één na vroegste jaar ooit. Verder valt ook op dat die vliegenvangers veel minder variatie vertonen in legdatum tussen jaren dan de mezen. Die hebben een range van bijna drie weken tussen de uitersten, terwijl dat bij de vliegenvangers maar anderhalve week is. Mogelijk heeft dat te maken met het verschil tussen stand- en trekvogel.

En dan ook nog maar even de timing van de rupsenpiek, want daarvan heb ik ook net de eerste data binnen. Die valt dit jaar op ongeveer 9 mei, wat vroeg is, maar we hebben in het verleden duidelijk vroegere jaren gehad, zoals 2007 (4 mei) en 2011 (5 mei). Dit is wel de vroegste piek sinds die jaren, en voor het onderzoek hoopte ik hier eigenlijk wel op. Dus dat komt mooi uit.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *