Oostenwind in deze tijd is iets waar de meeste vogelaars van smullen. Allerlei trekvogelsoorten die hier zeldzaam zijn, maar ten oosten van ons algemener, verwaaien wat tijdens de trek en kunnen daardoor opeens opduiken. Dit is de goede tijd voor roodpootvalken, visarenden, en ik hoop altijd stiekem op een withalsvliegenvanger. Dit zusje van de bonte vliegenvanger zal voor mijn pensionering vast wel eens in één van onze nestkastgebieden gaan neerstrijken. Ik kijk daar naar uit, maar vanochtend erger ik me groen en geel aan die oostenwind. Het is niet zozeer dat kleine zuchtje wind, als wel het geluid van de snelweg dat ik vervelend vind. Het hindert me niet direct in of ik vliegenvangers wel of niet hoor, maar het is zo’n vervelend Nederlands geluid waar je bijna nergens in dit drukke land omheen kunt. Met de meeste windrichtingen valt het hier in dit relatief grote bos wel mee, maar oostenwind is vervelend.
Elk jaar verbaas ik me weer over de grote variatie in gedrag bij de vliegenvangers. Sommige zie je altijd, en komen zelfs naar je toe om te schelden dat je bij hun nest komt. Anderen zie je werkelijk nooit. Bij nestkast 919 was de man er al vanaf 5 april, maar sinds hij op 10 april een vrouw kreeg heb ik hem nog maar één keer gezien, en haar werkelijk nooit. De enige manier dat ik weet dat ze bestaan is dat het nest gestaag vorderde. Een klein beetje materiaal op 11 april, en maar heel langzaam wordt het iets meer. Pas op 29 april is het nest af, en hoewel ik er vaak ben geweest, heb ik hier nooit een vliegenvangervrouw zien bouwen. En vandaag is er dan opeens toch een eerste ei. Dat is dus drie weken na aankomst. In mijn herinnering gebeurde vorig jaar precies hetzelfde bij deze nestkast, en benieuwd of het dezelfde vrouw is. Ik zou het bijna denken, en vrees dat ze zich slecht laat vangen op de eieren en dat ik moet wachten totdat er jongen zijn. Dan lukt het altijd om haar te vangen.
Door omstandigheden moet ik een studieplot checken waar ik al bijna 15 jaar niet geweest ben. Rob doet dit altijd, maar nu even niet. Hij woont in dit bos, en windt zich vaak op over hoe de natuurbeheerders maar bomen kappen. Vandaag begrijp ik dat wel. Toen ik hier 15 jaar geleden wel eens kwam kon ik fietsend de meeste nestkasten wel bereiken, maar overal liggen nu gevelde bomen. Op zich fijn dat het gebied voor mensen minder toegankelijk is geworden, maar een groot deel van het bos ziet er daardoor minder aantrekkelijk uit. En als je nestkasten moet vinden waarvan je slechts vaag weet waar ze hangen is het ronduit irritant wanneer er ook nog allerlei klimpartijen nodig zijn om er te komen. Gelukkig zingen er nog veel bonte vliegenvangers hier, en die leiden me gemakkelijk naar sommige kasten die ik anders moeilijker had kunnen vinden.
Het is wel weer eens goed om hier te komen, want dan ervaar je beter wat de grote variatie is in habitats waarin we de vliegenvangers bestuderen. Het hoogopgaande beukenbos is nu schitterend, de beukenbloesem geurt prettig, en je zakt tot je enkels in de laag bladeren op de bosbodem weg. Nergens anders hebben we nestkasten in dit soort bos hangen, maar de vliegenvangers lijken ook dit wel te waarderen. Andere stukken bos hebben prachtige oudere eiken, op voormalig stuifzand. Rob zegt vaak dat er veel meer bonte vliegenvangers in natuurlijke nestholten broeden dan ik vaak denk, en nu ik hier rondloop geloof ik meteen dat dit hier zo is. Ik hoor verschillende mannen fanatiek zingen op plekken waar geen nestkasten zijn. In mijn eigen studieplots is dat duidelijk anders (of dat denk ik tenminste…). Deels komt het vast doordat de nestkasten hier verder uit elkaar hangen dan in veel van onze andere studiegebieden, waardoor je minder kasten per oppervlakte bos hebt, en daardoor meer competitie met de mezen. Dat drijft de vliegenvangers vast de natuurlijke holtes in. Of zijn hier gewoon meer holtes, omdat het bos wat ouder is?
Hard werken in de hitte, een soort speurtocht die door Rob lang geleden is uitgezet met nestkasten. Als ik aan het einde van de dag het bos uitkom, vliegt daar de eerste wespendief van dit voorjaar. Het is een ode aan Rob die hier al zo lang in dit bos werkt.
Mooi stukje!