Een zonovergoten ochtend. De berken kleuren frisgroen, de eiken contrasteren met een oranje groen tint van jong blad. In de verte judeloot de eerste wielewaal, koekoekt een koekoek en knorren de raven in de buurt van hun nest. Heel veel mooier zal de lente niet gaan worden.
Regelmatig denk ik dat ons werk niet gemakkelijk is, maar op deze ochtend kan een kind de was doen. Iedere vliegenvangerman die nog geen vrouw heeft zit fanatiek te zingen. Anders dan de afgelopen weken zitten ze vlakbij of zelfs op de nestkast, en aan het gedrag is gemakkelijk te zien of er een geinteresseerde vrouw in de buurt is. Je merkt de onrust, hoort het aan hun zang, ziet het aan hoe ze zich uitsloven bij de kast. Soms lijkt het een dansje op de deksel, waarna ze zittend voor de opening luid zitten te zingen. Wanneer je bekende mannen niet hoort, dan hebben ze bijna zeker al een vrouw. Eén man die gisteren nog luid zat te zingen heeft een vrouw die sindsdien een pimpelmeesnest al heeft omgetoverd tot een vliegenvangernest in aanbouw. Met dit warme weer gaat alles opeens een stuk sneller. Waar die vroege vrouwen soms lang konden treuzelen met hun nest, beginnen deze laat aangekomen vrouwen direct met bouwen. Ik vond gisteren al een vrouw die acht dagen na aankomst haar eerste ei legde. Een ongelooflijke prestatie, want na pakweg 5000 kilometer vliegen komen ze zonder voorraden aan. Dat het haar gelukt is om met de koude omstandigheden zo snel te zijn is opmerkelijk. Daarentegen zijn er ook nog twee vrouwen die al sinds 10 april aanwezig zijn, en die nog steeds geen ei hebben gelegd. En dan is er die allervroegste vrouw die op 18 april haar eerste eitje legde en nog steeds niet meer dan drie eieren heeft gelegd. Ik had haar al dood verklaard, maar vanochtend zat ze me weer fanatiek uit te schelden bij haar nestkast. Of was dit stiekem toch een ander?
Als ik me niet vergis heeft een eerste man vandaag een tweede vrouw versierd. Het is een onhandige situatie, want de eerste vrouw heeft de draaihalsnestkast die net buiten het studiegebied is opgehangen als broedplek uitgekozen. Die kast hangt zo hoog dat ik eigenlijk een laddertje nodig heb om er in te kijken, maar gelukkig kan ik met wat gehannes met m’n telefoon een foto maken. Het kleine nestkommetje in de enorme nestkast bevat vier blauwe eitjes. En 200 meter verderop zie ik dezelfde man een andere vrouw het hof maken. Dat terwijl daar nog verschillende ongepaarde buurmannen zijn, waarvan er twee al sinds 7 april zitten te zingen. Ik zou die vrouw bijna willen vertellen dat ze een slechte keuze maakt, maar wie ben ik om dat voor haar te bepalen? Het is een oneerlijke wereld.
Onze vogelblik is wel erg beperkt tot wat er in die nestkasten gebeurt, terwijl de meeste vogelsoorten in dit bos geen enkele interesse voor die kasten tonen. Als je die vogelgemeenschap echt wilt begrijpen dan moet je dus ook aandacht aan die andere soorten besteden, en liefst hun nesten vinden en vervolgens volgen. Het is voor mij ietwat frustrerend hoe moeilijk dat is. Niet vreemd, want al die nesten zijn maar kwetsbaar tegen allerlei rovers die wel zin hebben in een zangvogelei of -jong. Dus hoewel ik tijdens mijn vliegenvangerwerk echt goed probeer op te letten, vind ik niet heel veel nesten. Het frusterende is dan ook nog eens dat veel van die nesten ook door die rovers worden gevonden, en ik vraag me dan af of ik alleen de gemakkelijkst vindbare nesten vind, en dat die logischerwijs ook door predatoren worden opgeruimd. Het merelnest met de vier eieren is al niet meer. Vandaag het mooie fragiele nestje van een vink gevonden, met van die prachtige lichtblauwe eitjes met donkerrode stippen. Ik ben dan altijd benieuwd of relatief veilige broedplekken voor dit soort vogels misschien meer beperkend zijn dan de voedselbeschikbaarheid voor hun jongen. Omdat de meeste biologen met nestkasten werken is er altijd veel aandacht geweest voor voedsel, en misschien wat onterecht. Als nestenzoeker ga je opeens dat bos ook anders waarderen. Waar je eerst die fijnsparren ziet als vreemdelingen, want niet oorspronkelijk van deze plek, ga ik ze steeds meer waarderen als mooie nestplek. Ik hoop maar dat dit nestje het gaat halen, maar ik heb er een hard hoofd in.