2022

Bonte Vliegenvangers in Drenthe 2022

Bonte vliegenvangers zijn trekvogels. Zij vertellen ons het verhaal hoe een vogelsoort die in Afrika overwintert en in Nederland broedt zich weet aan te passen aan klimaatsverandering. Of daar juist problemen mee heeft. Ons onderzoek vanuit de Rijksuniversiteit Groningen doen we in ZW-Drenthe. Hieronder beschrijven Christiaan Both en Richard Ubels hun waarnemingen uit het veld, en wat dit ons leert over het aanpassingsvermogen van een vogeltje van slechts 12 gram. Dit jaar is alweer het 16e seizoen. Alleen door zo op lange termijn te meten, kunnen we de effecten van klimaatverandering leren begrijpen. Kijk hier naar ons nest met webcam.

27 augustus 2022: Op doortrek

Het is stil in vliegenvangerland. Dat is natuurlijk schijn, want die vliegenvangers hebben het maar druk. Onze vliegenvangers zitten nu waarschijnlijk op het Iberisch Schiereiland, of zijn zelfs al vanaf daar naar Afrika overgestoken door twee lange dagen over de oostelijke Atlantische Oceaan te vliegen. Wanneer ik het over onze vliegenvangers heb, rijst de vraag of die vliegenvangers zich ook afvragen waar hun onderzoekers eigenlijk zijn gebleven? Eindelijk verlost van die lastige wetenschappers?!

In Nederland zie je zelden veel van de doortrek van bonte vliegenvangers. Niet in het voorjaar, en vaak ook niet in het najaar. Maar gisteren op Schiermonnikoog was dat anders: in de Kobbeduinen zaten vele tientallen (zo niet honderden). Zo heb ik herfsttrek zelden meegemaakt. Waarschijnlijk heeft de noordenwind van de afgelopen dag geholpen. Met een rugwindje is het lekker doorvliegen vanuit Scandinavië. Misschien heeft die harde bui van gisteren ook geholpen, waardoor ze naar de grond kwamen. Hoe dan ook, het zat vol met bonte en in mindere mate ook met grauwe vliegenvangers.

We weten weinig over het gedrag van vliegenvangers tijdens de trek. Voor Portugal is beschreven dat ze in het najaar sterk territoriaal kunnen zijn. Gisteren was daar niets van te merken: verschillende keren zag ik tot wel drie bonte vliegen die op nog geen meter van elkaar hoog in de struiken zaten. Ze waren ook weinig vocaal, en slechts eenmaal zag ik een interactie, waarbij de ene vliegenvanger de andere even achterna joeg. Misschien is het hier nauwelijks de moeite om territoriaal te zijn, omdat ze toch maar heel kort blijven. In Portugal is dat vast anders, want daar moeten ze reserves aanleggen voor de oversteek naar Afrika. We weten dat vliegenvangers daar wel een week kunnen bivakkeren. Hoe lang ze hier op Schier pauzeren weet ik niet. Ik zou het graag weten, en ook hoeveel ze in die tijd toenemen in gewicht. Dat geeft immers een indicatie hoever ze hierna weer kunnen vliegen.

Voor de verandering zijn de vliegenvangers nu eens echt aan het vliegen vangen. Vanuit de struiken vliegen ze op tegen de wind in, en blijven daar een paar seconden hangen terwijl ze kleine insecten snappen. Je hoort hun snavel regelmatig dichtslaan. Overal zie je die vluchtjes boven het struikgewas. De enorme hoeveelheid bessen die voorradig zijn lijken ze niet aan te raken, hoewel ik daar eigenlijk te weinig tijd aan heb besteed. Het liefst had ik een paar dagen langer op het eiland doorgebracht om ze wat beter te bekijken. Wat een buitenkansje heb ik laten liggen.

12 juni: een tweede voedselpiek

De rupsen zijn al een paar weken zo goed als op. De frisgroene eikenblaadjes zijn geleidelijk verandert in taaiere blauwgroene bladeren. Op plekken met kaalvraat verschijnen alweer verse nieuwe blaadjes om de eiken toch van de zomerzon te kunnen laten profiteren. Ik verwacht altijd een beetje een tweede rupsenpiekje in deze tijd, maar blijkbaar zijn die blaadjes van dat Sint Janslot zo onvoorspelbaar of gaat het nieuwe uitlopen zo snel dat er voor rupsen weinig eer aan te behalen valt. Of kijk ik gewoon niet goed genoeg?

Toch is er wel degelijk sprake van een tweede voedselpiek. Als ik aan een eikentak schud dan komt er een wolk van tientallen groene vlindertjes tevoorschijn. Het zijn eikenbladrollers die een paar weken geleden nog rupsen waren. Snel verpopt, en nu dus vlinder om eitjes te leggen voor volgend voorjaar. Dit jaar waren er opvallend veel rupsen van eikenbladrollers, en de aantallen vlinders die ik nu tegenkom heb ik nog nooit eerder gezien. Voor de vliegenvangers een waar feest, en ik zie ze met snavels vol de nestkasten in vliegen. Niet alleen vliegenvangers profiteren hiervan: het zou me niet verbazen als de meeste insectivore vogels op dit moment vooral eikenbladrollers op het menu hebben staan.

Ieder jaar is weer verschillend, en soms word ik helemaal beroerd van al die variatie. Hoe kunnen we ooit algemeenheden in dit soort complexe voedselwebben ontdekken met al die verschillende spelers, die op hun eigen manier fluctueren? Aan de ene kant leven we als biologen van deze variatie, want variatie is ook het ruwe materiaal voor natuurlijke selectie. Een geheel stabiel of voorspelbaar systeem zouden we ook snel saai vinden. Maar wanneer elk jaar weer anders is en we nauwelijks kunnen generaliseren of voorspellen, doen we dan eigenlijk wel aan wetenschap? Of milder gezegd: boeken we echt vooruitgang in hoe we naar de wereld kijken?

En de vraag is ook wat wel en wat niet meetbaar is. Zeker wanneer het gaat om het voedselaanbod voor insecteneters. Die rupsen kunnen we wel gemakkelijk meten, maar hoe doe je dat met al die vlindertjes nu? Gelukkig hebben we nu al weer voor het 16e jaar dieetdata van de vliegenvangers. Hoewel we de aanbodkant niet altijd kennen, weten we tenminste wat ze eten.

Een enkele vliegenvangerman houdt de moed er in. Maar het zingen is ook bij deze volhouders niet meer wat het geweest is. Voorzichtig gebrabbel is het bijna. De vraag is of het nog loont zo laat in het seizoen. Er lijkt nog wel een kansje te zijn, want ik vond toch nog een vers nestje. Benieuwd of daar nog eieren worden gelegd en of het een vrouw is die na een succesvol nest het nogmaals probeert. Af en toe hebben we van die zeldzame gevallen.

Dat die mannen zijn opgehouden met zingen komt vast ook omdat ze al weer aan Afrika denken. Vrijwel alle mannen die ik nu vangen wanneer ze hun jongen voeren zijn begonnen met hun vleugelrui. Soms heel subtiel met slechts één ontbrekende handpen. Maar een enkeling heeft een groter gat dat al opgevuld wordt met groeiende veren. Voordat ze naar Afrika vertrekken moet deze klus geklaard zijn. Ik begrijp alleen niet waarom ze niet even kunnen wachten totdat de jongen zijn uitgevlogen. Rondvliegen met een gat in je vleugel is een handicap die je toch beter kunt uitstellen tot na het uitvliegen.

Voor mij is het mysterie waarom bonte vliegenvangers zo snel al weer terug willen naar Afrika. Die vroege rui kan ik moeilijk anders interpreteren dan een zekere haast. Zijn goede overwinteringsplekken schaars en zijn vroege trekkers in het voordeel? We hebben geen idee, en alleen met een enorme inspanning kunnen we daar iets over te weten komen. Ik zie dat voorlopig nog niet gebeuren, dus het zal nog wel even een mysterie blijven.

25 mei 2022: Nog even volhouden mannen!

Ik heb werkelijk te doen met de vliegenvangerman van nestkast 712. Het lijkt er op dat hij nauwelijks meer een fatsoenlijk liedje kan zingen. Misschien niet heel verbazingwekkend, want hij zit al sinds hij op 14 april aankwam elke dag te zingen. Er is geen dag voorbijgegaan of ik trof hem trouw aan, zingend bij die ene nestkast. Ik heb hem zeker één keer voor een vrouw zien baltsen, maar hij heeft geen succes gehad.

Hoe lang ga je door als man? Nu het beste er wel vanaf is en de laatste week er geen enkele vrouw is bijgekomen zouden ze hun verlies maar moeten nemen. Accepteren dat ze voor niets uit Afrika hier naartoe zijn komen vliegen. Toch zou ik zeggen: hou nog even vol mannen. Want binnenkort vliegen al weer de eerst jonge vliegenvangers uit, en er is een kleine maar reële kans dat een vrouw van zo’n vroeg broedsel er voor kiest om nog een broedpoging te wagen. Dat doet ze dan vaak met een ongepaarde man.

Ondertussen gaat het snel bergafwaarts met de hoeveelheid rupsen. De piek is heel hoog geweest dit jaar, maar in mijn beleving ook heel steil. Ik vind nu nog maar weinig keutels in de netten, maar wel regelmatig rupsenpoppen. Voor de vliegenvangers is mogelijk het geluk dat er veel eikenbladrollers waren: die zijn maar kort pop en verschijnen snel als mooie groene vlindertjes. Daar kunnen de vliegenvangers binnenkort op feesten.

23 mei 2022: oude vrouw en topmoeder

Deze periode kenmerkt zich door verschillende klusjes. Terwijl de eerste jongen binnen een week al uitvliegen, moet er in de laatste nesten nog een ei gelegd worden. Er zijn ook nog steeds mannen die ongepaard zijn en nog een vrouw proberen te veroveren. Die laatste categorie begint wel minder fanatiek te worden, je hoort dat ze er niet zoveel vertrouwen meer in hebben, een deel is er zelfs al mee opgehouden.

Maar soms zitten er ook ineens nieuwe onbekende mannen te zingen, zoals vandaag bij nestkast 522. Nooit eerder gezien die vent en bovendien ongeringd, dus maar even een klepje gezet. Even later had ik hem en is hij voor ons een individu geworden met een ringnummer. Die kan nu meedoen in de uitwerking samen met de mannen van 21 mei.

Er zijn ook broedende vrouwen die we nog niet kennen, vandaag ving ik er een paar. De meeste vogels die we terug vangen in ons gebied hebben we zelf geringd of komen uit bossen uit de buurt maar vandaag ving ik een vrouw die ruim honderd kilometer zuidelijker werd geringd op een begraafplaats bij Amersfoort. Ze past daarmee in het beeld want vrijwel alle “vreemde” vogels die we in ons gebied vangen komen uit het zuiden, terwijl terugmeldingen van onze vogels van verder gelegen plekken vooral uit het noorden komen (noordoosten eigenlijk). Zouden vogels die op de ene plek te laat zijn om te profiteren van de voedselpiek doorvliegen naar een noordelijker plek? Daar lijkt het wel een beetje op. Koosje Lamers onderzocht met een groot experiment waarbij ze zowel vogels als eieren naar Zweden bracht, of dit inderdaad een strategie zou kunnen zijn om zich aan te passen aan klimaatverandering (zie bijvoorbeeld de blog van 18 april 2020).

En dan was er nog die oude vrouw, of ja wat is oud. Ze werd geboren in 2016 in het bos ten noorden van Diever en kwam voor het eerst terug in 2018 op het Dieverzand. Ze broedde sindsdien ieder jaar en bracht 3, 6, 7 en 7 jongen groot (23 in totaal). Dit jaar kan ze er dertig van maken want ze broedt op 7 eieren. Daarmee ben je voor een vliegenvanger een oude vrouw en een topmoeder.

21 mei 2022: mannen vangen

Vandaag het eerste vliegenvangerbroedsel waarvan de jongen zeven dagen oud zijn. Dat betekent dat we ook de vader vangen: met een klepje zodat als hij voert hij niet meer de nestkast uitkan. Fluitje van een cent (uitzonderingen daargelaten). De man van vandaag had maar een korte historie: vorig jaar ving ik hem op 28 mei 100 meter verderop. Toen als ongepaarde man. Dit jaar heeft hij dus meer succes. Enkele dagen geleden ving ik min of meer per ongeluk een andere vader: hij zat in de nestkast toen ik het broedsel controleerde, en hoewel die nog maar drie dagen oud waren heb ik de gelegenheid toch maar gebruikt om hem van het nest te lichten zodat we ook van hem weten wie hij is. Grappig dat het een vergelijkbaar geval is: ook vorig jaar gevangen als ongepaarde man, en dat was op maar 50 meter van waar hij nu broedt.

Misschien is dat toch vaker het carrièrepad dat vliegenvangermannen belopen dan je zou denken: eerst een jaar ervaring opdoen, met maar een kleine kans om een vrouw te krijgen. Maar na een jaar ervaring met zingen en een nestkast verdedigen wordt de kans groter om daarna te slagen. Sommige mannen kunnen zelfs een aantal jaar achter elkaar niet-succesvol te zijn, voordat ze een vrouw krijgen. Aan de andere kant: we vangen nu ook verschillende mannen die nu geen vrouw hebben gekregen en vorig jaar wel succesvol waren. Het vraagt om een goede uitwerking. Gegevens hebben we genoeg.

20 mei 2022: prettige rotregen

Iedereen zit te smakken naar regen, en vandaag kregen we die eindelijk. Droog voorjaar, boeren ongerust, natuur droogt uit. En dan komt het opeens met bakken uit de hemel gevallen.

Ik ben voor ons onderzoek wat ambivalent over die regen. Er is een duidelijk voordeel: de bosbodem is opeens vochtig, waardoor we ons veel stiller door het bos kunnen bewegen. Vliegenvangervrouwen die waakzaam zitten te broeden, lieten zich de afgelopen week slecht vangen, omdat ze je al van tientallen meters aan hoorden komen. Was je op vijf meter van de nestkast, komt er een kopje naar buiten die je even aankijkt, en vervolgens is ze gevlogen. Vandaag vang ik opeens enkele vrouwen waar ik al enkele malen zo vergeefs een poging had gedaan. Het mooie is dat we vanaf het moment van vangen de identiteit van de vogel kennen. En vaak ook een hele geschiedenis.

Er is ook een groot nadeel van de regen, zeker van de stortbuien: ze verruïneren mijn rupsenkeutelmonsters. Tot nu toe ging het allemaal wel goed, waardoor ik al veel zakjes met goede keutelmonsters heb. Ik hoop daarmee al wel goed te kunnen bepalen wanneer de piek viel (die zijn we denk ik voorbij) en ook hoe hoog die was. Vandaag waren enkele netten zo’n drama dat ik het hele monster maar gewoon heb weggegooid. Achteraf heb ik daar dan bijna spijt van, want daarmee kan je nooit meer iets achterhalen. Maar gelukkig had ik kort voor de regen die netten al geleegd, dus we verliezen maar weinig.

Een deel van mijn activiteiten wordt sterk door de regenvoorspellingen bepaald. Graag wil ik mooie schone keutelmonsters, en wanneer je dus leegt voordat het gaat regenen dan scheelt dat later minder uitzoekwerk. Morgenmiddag voorspellen ze weer regen, dus ik weet wat mij morgenochtend te doen staat.

17 mei 2022: vliegenvangerwetten gebroken

Als onderzoekers zijn we geinteresseerd in wetmatigheden in de natuur. Door alle variatie die er is in zo’n complex habitat als een bos is het soms onmogelijkheden om wetmatigheden te ontdekken, en soms bekruipt me het gevoel dat we vooral anekdotes beschrijven.

Als ik nu wetmatigheden voor vliegenvangers zou moeten geven, dan kan ik allerlei zaken benoemen waar alle bonte vliegenvangerpopulaties aan voldoen. Eén van die wetmatigheden zou zijn dat vliegenvangers die vroeg in het seizoen beginnen meer eieren leggen dan late leggers. Maar laat dat dit jaar nu niet het geval zijn. De meeste vliegenvangers leggen 6 of 7 eieren, maar we hebben ook een paar die 8 hebben gelegd, maar dat waren dit jaar niet de vroegsten. En we hebben ook een heel stel dat maar 5 eieren legde, en dat zijn dit jaar niet per se de latere.

Je kan het vervelend vinden dat die vliegenvangers andere dingen doen die je verwacht, maar je kan het ook omarmen. Want is het niet interessant dat ze bijna altijd die legselgrootte laten afnemen in de loop van het seizoen, maar dat ze dat in zeldzame jaren dus niet doen. Waarom variëren ze dat tussen jaren? Eigenlijk is dat spannender dan een wetmatigheid dat alle vliegenvangers hun veren ruien na het broedseizoen, en dan allemaal naar Afrika trekken om te overwinteren.

14 mei 2022: een wolf in rupsenkleren

Voor het vliegenvangerwerk is het even wat rustiger. De meeste vrouwen zitten nu te broeden, er komt weinig meer bij, en wij kunnen dus ook een beetje bijkomen. Of we besteden onze tijd aan andere interessante zaken, zoals de rupsen die nu zeer algemeen zijn.

Zoals ik op 12 mei al schreef zoek ik regelmatig rupsen, en ik heb afgelopen dagen ook weer een tijdje rupsen in potten gehouden. Ik weeg ze dan eerst één voor één en stop verschillende soorten bij elkaar om vervolgens hun poepjes op te vangen. Die poep willen we gebruiken om met DNA-barcoding te bepalen welke soorten algemener zijn, en welke juist zeldzamer. Maar voordat we dat in het veld gebruiken wil ik goed weten of de verhouding die we gaan vinden met barcoding vergelijkbaar is met de verhouding van de verschillende soorten die ik in zo’n pot bij elkaar stop.

Dit soort experimentjes leveren soms interessante verrassingen op. Vorig jaar vond ik bijvoorbeeld dat sommige rupsen vooral nachtactief zijn, en overdag nauwelijks poepen. Onhandig, want dan moet ik dus eigenlijk ook ‘s nachts rupsenpoep verzamelen.

Dit jaar is er een andere verrassing: rupsen die andere rupsen eten. Om heel eerlijk te zijn: men had het me wel eens verteld dat rupsen van voorjaarsuilen ook carnivoor zijn. Nu blijken mijn potten waarin ik voorjaarsuilen samen met andere rupsen had gestopt opeens na een paar uur minder rupsen te bevatten. Wanneer ik goed zocht vond ik soms nog ergens een kopje van een rups. Terwjil ik altijd dacht dat rupsen dus relatief onschuldig zijn (zolang je geen eik bent), dan blijkt ook dat niet waar te zijn.

13 mei 2022: Waarnemen wat je niet ziet.

Het proces van waarnemen richt zich vaak vooral op wat je ziet, maar minstens zo interessant is hetgeen je misschien wel zou verwachten maar wat er niet zit. Dit betekent dat je voldoende referentie moet hebben over wat je ergens kan verwachten en dat vergt veel veldervaring.

Al jaren valt mij op dat er zo weinig, of zelfs helemaal geen jonge eikjes in het bos staan. Dat is opvallend, omdat misschien eiken wel een kwart van alle bomen in ons bos zijn. Nu ik er over denk, zie ik ook niet veel jongen beuken, en misschien zelfs zeer weinig jonge dennen. Hier begint mijn twijfel al, want ik heb dat nooit goed opgeschreven. Wanneer je ook alles gaat opschrijven wat je niet ziet dan blijf je bezig. Simpeler is het om alles op te schrijven dat je wel ziet, maar ook dat is een onmogelijke taak. Voor vogels probeer ik dat te doen, maar voor al die andere beesten en planten lukt het me gewoon niet. Dus ik heb al jaren een indruk dat er nauwelijks verjonging van zomereik plaatsvindt, maar echt hard kan ik dit niet maken.

Maar vorig jaar was dit opeens anders. Op heel veel plekken in het bos waren opeens zaailingen van eik aanwezig. Een enkele spriet, met maar een paar bladen. Mooi voedsel voor schapen en reeën die rondlopen, en ik bedacht dat deze grazers misschien wel de voornaamste reden waren waarom die eiken zich niet verjongen. Maar dit jaar zijn veel van die zaailingen er nog steeds. Iets groter nu, en mogelijk is een nieuwe generatie in opkomst. Maar waarom vorig jaar opeens veel nieuwe eikjes ontsproten is mij niet duidelijk. Bekend is dat eiken maar eens in de 3–4 jaar een goede eikeloogst produceren, en eigenlijk dacht ik dat ze dat de afgelopen twee jaar niet hadden gedaan. Daar is mij dus wat ontgaan, zoals er zoveel dingen zijn. Nu maar blijven volgen hoe het deze eikgeneratie vergaat. Eigenlijk zou ik een heel aantal moeten merken zodat ik dat echt kan volgen.

12 mei 2022: Rupsen zoeken

In het bos draait het in deze tijd om rupsen. Op een windstil moment hoor je hun keutels als regen neervallen op de dorre bladeren. De mezen hebben nu jongen en gelukkig zijn er rupsen in overvloed. Of zo lijkt het althans wanneer ik de verzamelde rupsenkeutels in de netten bekijk.

Wij zijn geneigd om alle rupsen op één hoop te gooien, en zien ze vooral als lekkere hapjes voor de vogels. Maar rupsen komen in vele soorten en maten. Vandaag hebben we even mees gespeeld, en rupsen van verschillende soorten proberen te verzamelen. Dat viel nog niet mee. Er zijn vooral heel veel (eiken)-bladrollers dit jaar. Volgens mij zijn er minstens twee soorten nu heel algemeen. Maar kleine wintervlinders zijn dit jaar niet erg algemeen, en we vonden maar een enkele grote wintervlinder. Opvallend was dat we ook geen enkele rupsen van een voorjaarsuil vonden. Afgelopen twee jaar was dat wel anders: toen waren wintervlinders en voorjaarsuilen heel algemeen. Waarom dat nu opeens weer zo anders is? Of moeten die voorjaarsuilen nog komen, en zijn die gewoon wat later?

Die bladrollers doen hun naam eer aan, en zitten verstopt in opgerold of aan elkaar gekleefd blad. Dat geeft een mooie bescherming, maar aan de andere kant kan je ze zo ook wel weer gemakkelijk vinden. Toch kan ik me voorstellen dat het voor de vogels beduidend meer werk is om deze rupsen te grazen te nemen, dan rupsen die zich minder goed beschermen. Hoewel er dus wel veel rupsen lijken te zijn, is de beschikbaar toch mogelijk wel een beperking.

Zoals ik twee dagen geleden al schreef heb je topjaren met rupsen, en ook daljaren. De vraag is hoe de soortensamenstelling van de rupsengemeenschap over zo’n cyclus verandert. Dat proberen we nu uit te vinden door naar rupsen-DNA uit rupsenpoepjes te lezen. Sinds drie jaar verzamel ik verse rupsenpoep op alcohol, en dat is een magnifiek archief van de soortensamenstelling van de rupsensamenleving daar hoog in de boomkruin. Ik heb de afgelopen dagen mijn eerste monsters al weer verzameld.

11 mei 2022: Jachtseizoen op ongepaarde mannen geopend.

De gierzwaluwen zijn terug, maar die hebben niet de ontbrekende vliegenvangervrouwen meegebracht. Ik begin de moed een beetje te verliezen dat die nog gaan komen. Zo niet, dan wordt het wel een mager jaar voor de vliegenvangers. Voor de archeloze waarnemer zal dat wel heel anders voelen, want overal zitten toch vliegenvangers te zingen. Dat is juist het probleem: het zijn allemaal ongepaarde mannen, die de longen uit het lijf zingen hopend op een late vrouw. Anders hebben ze 5000 km voor niets gevlogen (en moeten ook weer 5000 km terug).

Omdat normaal na 10 mei er weinig nieuwe vrouwen meer bijkomen, gaan we vanaf nu de nog ongepaarde mannen vangen. Dat is vaak een peulenschil, want die mannen gaan regelmatig de nestkasten in. Omdat we goed weten welke nestkast zij verdedigen, kunnen we met een valletje in de nestkast die mannen zo in handen krijgen. Dit is altijd een mooi moment, omdat we nu de ringen van de vogels kunnen lezen, en zo een beeld krijgen van hun geschiedenis. Waar zijn ze geboren, wanneer, en waar hebben ze eerder gebroed? Met een lijstje ringnummers snel naar huis om daar op de computer hun leven te aanschouwen. Of althans, het kleine deel van hun leven dat wij kunnen achterhalen.

Het vangen ging vandaag uitstekend. Misschien vloog er nog wel ergens een ongepaarde vrouw rond, waardoor de mannen nog vaker de kasten in wilden en niet opletten op ons valletje. We willen zo min mogelijk dat paarvormingsproces beinvloeden door te vangen, maar voor het onderzoek is het belangrijk dat we ook zicht houden op die ongepaarde kerels.

10 mei 2022: Rupsenkeutels

Ik ben waarschijnlijk de enige in de hele wereld die ‘s nachts wakker kan schrikken met de vraag: had ik de keutelnetten niet al eerder moeten zetten? Dit vergt vast enige uitleg. Vliegenvangers en mezen voeren hun jongen veel met rupsen, en daarom willen wij weten wanneer er veel rupsen zijn in het bos. Dat kan je doen door steeds de boom in klimmen om rupsen te tellen, maar handiger is het om de zwaartekracht het werk te laten doen en de rupsenkeutels met een doek op te vangen. Dat doek heet een keutelnet, en die hebben we op verschillende plekken in het bos onder zomereiken staan. Sinds 2007 ieder jaar onder precies dezelfde eiken. Vanaf het moment dat die bomen goed in blad komen plaats ik die netjes, en dan leeg ik ze ongeveer eens per vier dagen. Helaas valt er ook andere rommel in zo’n net, dus je moet dat keutelmonster drogen en uitzoeken. Dan blijft een hoopje zwarte korreltjes en doordat te wegen weten we hoeveel rupsen zich boven dat net in de boomkruin bevinden. Briljante methode die volgens mij lang geleden door Luuk Tinbergen is bedacht.

Mijn vrees is ieder jaar weer dat ik te laat bedenk dat die rupsenpiek er misschien al aankomt, en dus dat ik de netten te laat plaats. Want we willen graag een goede schatting van die piekdatum hebben, en ook de piekhoogte. Omdat die piekdatum kan variëren tussen 4 mei en 10 juni, weet je van te voren nooit goed wat de beste tijd is. Want netten zetten onder bomen die nog bijna kaal zijn heeft geen zin. Ook omdat het uitzoeken van die monsters best veel werk is wil je dus niet te vroeg beginnen. Nu weet ik dat die piek ongeveer 30 dagen na het uitlopen van de vroegste eiken valt, dus als ik dat als uitgangspunt neem dan verwacht ik dat de rupsen over ongeveer een week zullen pieken. Voor die tijd heb ik al drie monsters verzameld, dus ik zit wel aan de goede kant dit jaar.

In sommige jaren barst het van de rupsen (en dus keutels), terwijl in andere jaren ze relatief schaars zijn. Uit onze metingen tot nu toe komt een mooie tienjarige cyclus naar voren (al is dat met 15 jaar nog wat moeilijk vast te stellen). Enorme aantallen in 2008 en 2009 werden gevolgd door een crash, met heel lage aantallen tussen 2012–2016. Vervolgens namen ze snel toe, om weer in 2018 en 2019 te pieken. Een echte crash zoals in 2010 bleef nu uit, maar sinds 2019 nemen de aantallen langzaam af. Benieuwd hoe het dit jaar gaat zijn. Een blik in de netten laat al best veel keutels zien. Dat zou gunstig zijn voor de vogels.

Hoewel veel mensen snakken naar regen, is het voor de echte keutelverzamelaar beter wanneer het een tijdje droog is. Dat levert lekker schone monsters op. Dus van mij mag die regen nog even uitblijven.

9 mei 2022: leuke vrouwen

Vandaag zijn we begonnen met het vangen van vrouwen, we doen dat door ze even van het nest te pakken en na verschillende metingen en het aflezen van de ring (of het aanleggen van een ring) weer terug te zetten op het nest. Dat ging vanmorgen vroeg toen het bos nog een beetje nat was van de dauw en het nog koud was erg goed maar naarmate de dag vorderde trof ik steeds minder vrouwen aan op het nest. Deels komt dat waarschijnlijk omdat ze niet zo hard hoeven te broeden als het warm is maar dat komt vooral ook omdat het bijna onmogelijk is om een nestkast stil te benaderen als de bladeren en takjes op de grond kurkdroog zijn. Heel frustrerend als je er bijna bent en er een takje onder je voet kraakt om vervolgens te zien dat het vrouwtje dat je bijna te pakken had, de nestkast vlak voor je neus verlaat. Er zijn ook mannen die hun vrouw waarschuwen, zo gauw je in de buurt komt beginnen ze te schreeuwen, heel irritant maar voor de vrouw wel prettig natuurlijk. De man die zijn vrouw een Vuurjuffer wilde voeren, leek haar wel te waarschuwen maar ze luisterde niet, of misschien riep hij alleen maar dat hij een mooie prooi had. Ze zat in ieder geval nog op het nest toen ik de nestkast opende.

Ze bleek te zijn geboren in 2017 op het Dwingelderveld vlakbij Lhee, in 2019 zagen we haar voor het eerst terug in een nestkast op nog geen 50 meter van de kast waar ik haar vandaag ving in het Drents-Friese Wold, ze bracht daar 6 jongen groot. In 2020 deed ze twee broedpogingen op het Dwingelderzand in de buurt van Dwingeloo. Ze produceerde eerst een legsel met 6 eieren maar verliet die en deed daarna nog een poging met 5 eieren maar dat legsel werd ook verlaten. In 2021 broedde ze weer in het Drents-Friese Wold in de kast naast die waar ik haar vandaag ving en bracht met succes 5 jongen groot. In drie seizoenen dus heel plaats trouw maar in 2019 een gek uitstapje die totaal mislukte. We zien dat vrouwen over het algemeen wat minder plaats trouw zijn dan mannen. Er zijn vrouwen die jaren lang niet door ons gevonden worden maar die dan toch ineens weer opduiken. Zo vingen we vandaag ook een vrouw die in 2017 geboren werd en die we vandaag pas voor het eerst weer zagen.

In een nestkastpopulatie is werkelijke overleving moeilijk te meten omdat vogels altijd kunnen verplaatsen naar plekken waar we niet meten. Om toch iets over verplaatsingen te kunnen zeggen hebben we voor een uitgestrekt studiegebied gekozen, de afstand tussen het meest zuidelijke en het meest noordelijke gebied is ongeveer 25 kilometer.

8 mei 2022: Vogels hebben het zwaar

Toekomstvoorspellen is moeilijk, zeker wanneer het om het weer gaat. Veel van de bosvogels die we bestuderen willen graag hun jongen in het nest hebben wanneer er veel rupsen zijn. Dat is echter niet zo gemakkelijk te voorspellen, en dat gaat dus regelmatig mis. Vaak zijn ze te laat, omdat het opeens warm wordt nadat ze al met leggen zijn begonnen. De rupsen groeien dan snel, en verpoppen zich voordat de jonge vogels uitgevlogen zijn. Weinig eten, betekent miserabele jongen, of zelfs de dood.

Dit jaar is een deel van de mezen juist weer te vroeg. Zij lieten zich door het warme weer eind maart in de luren leggen, en dachten dat het voorjaar en daarmee ook de rupsen vroeg zouden zijn. Mijn vroegste pimpelmees legde haar eerste ei op 1 april, en de 8 jongen kwamen uit op 26 april. Gisteren stonk het nest enorm, en waren nog maar 6 jongen in leven. Hoewel die er toen best goed uitzagen, waren het er vandaag nog maar 5. En ze moeten nog 10 dagen voordat ze het nest verlaten. Gelukkig worden de omstandigheden nu snel beter. Maar vandaag vond ik toch weer een heel broedsel dat over de kop is gegaan.

Graag zouden we het ook meetbaar maken dat vroeg broeden in koude jaren een nadeel heeft. Misschien zien we het dit jaar wel gebeuren bij de vliegenvangers. Verschillende van de vroegste nesten zijn weer verlaten. Soms nadat er enkele eieren waren gelegd. In een enkel geval troffen we de vrouw dood op het nest aan nadat ze haar legsel van 7 eitjes had voltooid. Tot het uiterste gegaan, en het dan toch niet halen. Het is een afvalrace daarbuiten.

6 mei 2022: zolang er geen gierzwaluwen zijn is er hoop.

Ik stel me wel eens voor hoe het zou zijn wanneer de trekvogels in het voorjaar niet zouden terugkeren. Je wacht, en wacht, en het voorjaar gaat voorbij zonder blauwborst, boerenzwaluw, fitis of bonte vliegenvanger. Het zou veel stiller zijn in het bos, en voor ons vogelaars ook veel saaier. Misschien mis je wel bijna de helft van alle vogels dan. We zouden gaan speuren naar het raadsel waarom, maar er kan zoveel gebeuren tussen Afrika en hier.

Gelukkig is dat ook dit jaar weer niet gebeurd, maar er zijn toch wel wat vreemde zaken aan de hand. Zo missen we nog altijd een aanzienlijk deel van de vrouwelijke vliegenvangers. Momenteel heeft misschien maar 65% van de mannen een vrouw, en ik heb stukken bos waar dat minder dan 40% is. Die mannen zitten hele dagen te zingen. Soms is er grote opwinding, waarschijnlijk omdat er wel een “losse” vrouw door het bos zwerft. Je merkt het meteen aan het hitsige gedrag van de man. Die zitten aanstellerig te zingen, liefst vlak voor de opening van hun nestkast. Ze gaan die kasten ook vaak in, en zitten zelfs binnen nog te zingen.

Ongepaarde mannen hebben we elk jaar wel. Het maximum was in 2014, toen ca 20% van de mannen geen vrouw kreeg. Maar daar zitten we tot nu toe nog ver vandaan. Elke dag komt er nog wel een enkele vrouw bij, maar als het zo doorgaat dan blijven we vast ver boven die 20% ongepaarde mannen steken. Waarom zo weinig vrouwen? Eigenlijk weten we het niet, maar het valt op dat ook een heel aantal andere Afrikagangers heel laat zijn. Vandaag zag ik pas mijn eerste gierzwaluwen, wat echt uitzonderlijk laat is. En ik heb ook nog geen grauwe vliegenvangers en wielewalen gezien of gehoord, ook soorten die altijd laat arriveren, maar dat toch wel voor begin mei al hebben gedaan. Waarschijnlijk is het de noordelijke luchtstroom, in combinatie met vrij slecht weer in het Mediterrane gebied. Ik hou hoop zolang er nog niet veel gierzwaluwen zijn. In mijn beleving wachten al die vogels ergens in het Mediterrane gebied totdat de omstandigheden voor noordwaartse trek beter worden. Ook in 2014 hadden we nog een tweede aankomstpiekje rond 10 mei, dus het kan nog. Maar ik begin wel een beetje zenuwachtig te worden, want anders is het wel een erg mager jaar.

2 mei 2022: een nieuwe fase

We klagen dan wel af en toe over een beetje kou maar eigenlijk zijn de waarneemomstandigheden dit jaar tot nu toe erg goed, nog geen regenjas nodig gehad. Vanmorgen vroor het een beetje, dat gaf een prachtig sfeertje met mistflarden over het Aekingerzand. In mijn fantasie zie ik in die sfeer ook een wolf zitten, dat gaat vast nog eens gebeuren nu er in het Drents-Friese Wold wolven rondlopen. In twee van mijn gebieden is nu ook een Zomertortel terug, een tegenwoordig zeldzame duif die in de afgelopen 40 jaar bijna uit Nederland is verdwenen, minder dan 1000 paartjes zijn er nog over. Wat een geluk dat ik er in mijn kleine stukjes bos nog twee heb, ze voegen wel wat toe.

De vrouwen druppelen nog steeds binnen maar nog lang niet alle mannen zijn voorzien, tussen de 35 en 40 procent van de mannen zingt nog steeds uit volle borst. Over een dikke week verwachten we niet veel nieuwe vogels meer en dan gaan we de ongepaarde mannen vangen, weer een leuke fase want dan gaan we eindelijk zien wie al die geringde mannen die we soms al weken zien nou eigenlijk zijn. We kunnen ’s avonds in onze database direct opzoeken wie we die dag gevangen hebben, ik ben erg benieuwd.

De eerste vrouwtjes beginnen nu te broeden. Wanneer ze vijf dagen broeden, zitten ze zo vast dat we ze even van het nest kunnen pakken om ook van hen het ringnummer af te lezen (daarnaast doen we wat standaardmetingen, zoals het gewicht, de pootlengte en de vleugellengte). De krentjes uit de pap zijn natuurlijk leuk, zoals bijvoorbeeld de twee Belgische vrouwen die we een paar jaar geleden vingen maar deze gegevens geven vooral inzicht in welke vogels overleven. Wat zijn dat voor individuen? Zijn dat vooral jongen die vroeg geboren zijn? Krijgen vroeg geboren vrouwen meer jongen? Is er selectie op vroeg zijn? Met het vroeger worden van het voorjaar zou je dit wel verwachten maar is dat ook ieder jaar zo? Er zijn ook risico’s aan vroeg zijn, je kan het ook nog knap koud krijgen. Door dit soort gegevens jaren lang te verzamelen, kunnen we iets zeggen over het aanpassingsvermogen van onze vogels.

29 april 2022: Koud!

Dit voorjaar verstrijkt met horten en stoten. Warm in maart, een koude start van april, om vervolgens weer een lange week warm te zijn, en nu al weer een aantal dagen veel te koud. Niets nieuws onder de zon, want dit maken we veel vaker mee. De vraag is steeds weer hoe de natuur hier op reageert. Die moeten het doen zonder weerbericht en in de loop van de evolutie zijn ze zo gemaakt dat ze gemiddeld hier goed mee om kunnen gaan.

Toch gaat het regelmatig fout. Wij hebben nu één pimpelnest waarvan de eieren een paar dagen geleden uitkwamen. Dat belooft weinig goeds: met deze kou verliezen ze snel warmte, en dus moet moeder veel op de jongen broeden. Maar de rupsjes zijn nog zo klein, dat vader het vast niet lukt om voldoende voedsel aan te dragen. Een recept voor ellende.

Ik heb ook sterk de indruk dat de vliegenvangers het niet gemakkelijk hebben. Bij verschillende nesten zijn er vrouwen verdwenen de afgelopen dagen. Bij één nest gebeurde dat nadat er al twee eieren waren gelegd. De man zit weer te zingen alsof hij ongepaard is, en dat is vast ook zo. Is die vrouw gepakt door een sperwer, omdat ze zwaar was voor de eileg en daardoor minder snel kon vliegen? Of heeft ze besloten dat ze beter een rustpauze kan nemen, totdat het weer wat warmer is? Gelukkig droeg deze vrouw een gekleurde ring, dus mogelijk zien we haar of hier of elders in het terrein weer opduiken.

Voor ons waarnemers wordt het er niet gemakkelijker op met die kou. Je komt er niet mee weg om sloppy waarnemingen te doen. Vandaag bijvoorbeeld verwachtte ik een ei in nestkast 582. De vrouw was 11 dagen geleden aangekomen, en het nest lag al weer vier dagen klaren om het eerste ei te ontvangen. Ik voelde wel wat nattigheid, want de man was alweer fanatiek aan het zingen. De nestkast bevatte nu een nog niet volledig nest, waar dus duidelijk opnieuw aan gebouwd was, over het oorspronkelijke nest heen. En waar de vrouw in eerste instantie ongeringd was, zag ik vandaag een vrouw met aluminium ring. Vrouw verdwenen, maar gelijk vervangen door andere vrouw. Zoiets is gemakkelijk te missen, waardoor de aankomstdatum van dit individu fout gemeten zal worden. Natuurlijk zitten er allerlei van dit soort fouten in onze gegevens, maar door goed en vooral ook vaak te kijken proberen we zo accuraat mogelijk te zijn. Alleen dan gaat het lukken om echt te meten hoe goed die vliegenvangers zich aanpassen aan klimaatverandering. Ik kan er wel eens wakker van liggen dat we misschien teveel fouten maken. Maar gelukkig weten we door de dataloggers die we in het verleden gebruikten dat de aankomstdatum die wij meten bijna identiek is aan de echte aankomstdatum.

Ondertussen zijn de eerste koekoeken en fluiter gearriveerd, maar wachten we nog op de eerste gierzwaluw en grauwe vliegenvanger. Een deel van die Afrikatrekkers blijkt laat aan te komen dit jaar, en we hopen maar dat wanneer het warmer wordt niet alleen de gierzwaluwen komen, maar ook nog een hele hoop vliegenvangervrouwen. Ik zou graag willen weten waar die nu verblijven, en hoe ze besluiten dat het beter is om nog even te wachten dan om door te vliegen.

28 april 2022: je kunt helaas niet alles weten

Je kunt je niet een veel betere onderzoekssoort wensen dan een bonte vliegenvanger. Ze zijn algemeen, willen graag in nestkasten broeden, zijn relatief plaatstrouw, je kunt hun gedrag vrij goed leren lezen, en ze accepteren veel van ons onderzoekers. Over al deze punten zou ik lang kunnen uitweiden. Maar wil hier vooral een tweetal grote nadelen van vliegenvangers benoemen. Ten eerste zijn ze te klein om van zenders te voorzien, en dus kunnen we niet live volgen waar ze zijn. Ik ben altijd jaloers of het grutto- en grauwe kiekendievenonderzoek. Vanuit je luie stoel kan je zien waar je “eigen vogels” zich op de wereld bevinden. Het tweede nadeel is dat ze slecht plastic kleurringen verdragen. Dat schijnt iets binnen de vliegenvangerfamilie te zijn, want ook andere soorten kunnen pootproblemen krijgen van plastic kleurringen. Dat leidt tot ontstekingen, etterende wonden, en dat willen we natuurlijk niet. Dus wij gebruiken geen plastic kleurringen meer.

Doordat we vliegenvangerpoten niet vol kunnen hangen met gekleurde ringetjes, kunnen we individuen niet zo merken dat ze in het veld echt als individu met een verrekijker zijn te herkennen. We geven onze vliegenvangers nu wel een gekleurde aluminium ring, en die enkele ring maakt het met allerlei kleedkenmerken wel mogelijk om goed bij te houden welk individu waar zit, maar zonder de vogel te vangen en het ringnummer af te lezen kennen wij zijn/haar geschiedenis niet. Dat vangen willen we niet in het vroege voorjaar doen, want daarmee denken we te veel in te grijpen in de paarvorming, en vogels verhuizen vaak nadat wij ze in handen hebben gehad.

Het probleem dat zich op dit moment voordoet is dat individuen lijken te verdwijnen. Zo mistte ik vandaag opeens man links rood. Op de plek waar hij al bijna twee weken zong zat nu een andere man. Ik heb nog goed gezocht, maar heb hem niet gevonden. Het kan zijn dat hij een vrouw heeft, die nog niet is begonnen met nestbouw. Of die voor een natuurlijke holte heeft gekozen. Op een andere plek heeft een vrouw een mooi nest gebouwd, maar is het nest al dagen klaar en zit de man opeens weer te zingen. Het doet vermoeden dat die vrouw weg is. Zij was alleen met een aluminium ring gemerkt, dus het is onmogelijk om te weten wie dit individu is, en of zij dood is, of dat ze haar man heeft verruild voor een andere man. Ik zou graag willen weten of vroeg aankomende individuen een grotere kans hebben om dood te gaan, van de kou, de honger of doordat ze een sperwer tegen het lijf liepen. Maar gaat dus moeilijk, omdat we de individuen nog niet als individu kunnen bekijken in deze tijd van het jaar.

Ondertussen was het vandaag wel even spannend in de nestkast met de webcam. Vanochtend om een uur of 7 legde de vrouw haar vierde ei. Ik denk dan dat dit met veel persen gaat, maar eigenlijk zie je nauwelijks op de camera dat het haar moeite kost. In de loop van de dag zit ze vervolgens regelmatig even op die vier eieren. Ze broedt nog niet, maar lijkt wel wat te oefenen. Wanneer niemand thuis is komt opeens om een uur of 2 een koolmees de nestkast in. Die gaat op het nest zitten, en pikt wat tussen de eieren. Ze schudt met haar lijf, en trapt met haar poten om een eigen nestkom te maken. Gaan we een overname zien? De rest van de middag zijn het weer de vliegenvangers die soms even in het nest komen kijken. Zelfs de man komt weer even binnen. Nu maar hopen dat dit goed blijft gaan. Oja, ik bedoel natuurlijk voor de vliegenvangers. Die mezen moeten maar een ander huis vinden.

27 april 2022: niet altijd leuk.

Ik hou van veldwerk, maar zeker niet op alle dagen. Vorige week liep ik met een lichte griep door het bos. Niet echt een optie om thuis te blijven, want die vliegenvangers gaan gewoon door en je mist te veel door ziek in je bed te blijven liggen. Vandaag was ook zo’n een dag waarvan ik niet super enthousiast word. Het was bewolkt en koud. Je kreeg het gevoel dat de vliegenvangers er ook niet heel veel zin in hadden. Ze zongen wel, maar het leek niet echt van harte.

Al dagen komen er nauwelijks nieuwe vliegenvangers bij. Nog steeds is minder dan de helft van de mannen gepaard. Wanneer je een hele dag zo door het bos struint, zonder dat je er nieuwe vogels bijkrijgt dan heb je aan het einde van de dag toch een beetje het gevoel dat je voor niets bent gegaan. Dat is natuurlijk verre van waar, want juist ook dit soort patronen zijn voor ons eigen onderzoek bijzonder waardevol.

Na het eerste vliegenvangerei op 23 april, neemt het aantal nesten waar het eerste ei gevonden wordt elke dag nog toe. Vandaag zijn er zeker 8 nesten met een eerste ei. De vrouwen die nu leggen zijn gemiddeld 11 dagen geleden aangekomen. In die tijd hebben ze een partner gevonden, een heel nest gebouwd en in goede conditie gekomen om dat ei te leggen. Studenten meten dit jaar hoe individuele vogels hun conditie opbouwen tussen aankomst en eileg. Ze hebben vliegenvangers getraind om even op een weegschaal te komen staan. Daaruit blijkt dat vrouwen ongeveer 12 gram wegen wanneer ze aankomen, en dat sommige vrouwen vlak voor eileg wel 17 gram kunnen wegen. We zijn nog aan het meten, dus moeten maar zien of dit een algemeen patroon is. Vrouwen die laat aankomen hebben vaak meer haast, en we willen graag weten of het die vrouwen lukt om sneller in gewicht toe te nemen. Of dat ze gewoon minder zwaar worden voordat ze een ei leggen.

Hoewel ik schreef dat deze dag in het bos me wat zwaar viel, zijn er toch altijd weer waarnemingen waar je wel warm van wordt. Vandaag waren dat bijvoorbeeld twee zwarte spechtenvrouwen die een conflict uitvochten. Ze speelden verstoppertje, beide aan de andere zijde van dezelfde boom zittend. Zo konden ze minuten stil zitten, wetend dat de rivaal op slechts 40 centimeter afstand zat, maar ontzichtbaar. Wanneer ze dan even om het hoekje keken raakten ze bijzonder opgewonden, en uiteindelijk ging één er dan vandoor. Om vervolgens 20 meter verderop weer te landen, en het hele spel weer van voren af aan begon. Met zo’n snavel kunnen ze elkaar vast goed verwonden, en misschien wel daardoor is zo’n conflict sterk geritualiseerd.

26 april 2022: heel kleine rupsjes

Het bos wordt nog iedere dag een beetje mooier. De berken staan nu allemaal fris in het blad, terwijl de eiken enorm variëren hoeveel bladeren ze al hebben. Sommige zijn nog kaal, terwijl andere al mooi in een soort bronsgroen blad getooid zijn. Over een paar weken staan die er allemaal wat vaalgroen bij, maar nu spat het leven er vanaf.

Die verse blaadjes zijn de prooi voor een heel leger aan rupsen. Vandaag eens zoeken bij de eik die al mooi in blad staat. Ienimiene rupsjes nog maar. Nog veel te klein om een nest hongerige jonge mezen of vliegenvangers mee te kunnen voeden. Gelukkig zijn die jongen er ook nog niet, en door de kou groeien die rupsjes ook maar langzaam. Met een beetje mazzel zijn zelfs de vliegenvangers dit jaar weer goed getimed ten opzichte van die rupsenpiek. Pas over een kleine drie weken verwacht ik de allereerste vliegenvangerjongen en in die tussentijd kan er nog van alles gebeuren. Als het nu bijvoorbeeld echt warm wordt, dan groeien die rupsen opeens heel hard. En kunnen de meeste rupsen al verpopt zijn en daarmee als voedsel niet meer beschikbaar voor de vogels. Gelukkig voor de vogels is de langere termijn temperatuurverwachting aan de koude kant. Misschien wacht een deel van die vliegenvangervrouwen daarom nog wel met eileg. Als ze nu beginnen worden hun jongen te vroeg geboren. Dat gebeurt niet vaak, maar af en toe ook wel. We gaan zien hoe dit jaar zich verder ontwikkelt.

23 april 2022: het eerste ei.

Eergisteren zag ik iets dat ik vliegenvangers zelden zie doen: ze copuleerden. Hoog op een tak, het vrouwtje met wapperende vleugels, het mannetje daar als evenwichtskunstenaar bovenop. Eventjes, en dan is het ook alweer voorbij. Toen dacht ik al: dan kan het eerste ei vast niet meer lang wachten, en dit paar had inderdaad vanochtend het eerste mooie blauwe eitje gelegd.

Het idee is dat hoe meer buitenechtelijke relaties er zijn, hoe meer er ook gecopuleerd wordt binnen het paar. Zo probeert een man zich te verzekeren van eigen nageslacht. Nu hebben bonte vliegenvangers maar relatief weinig buitenechtelijke jongen (ca 5%), en dat kan verklaren waarom we zo weinig copulaties zien. Of kijken we niet goed genoeg, en gebeurt het meestal heimelijk?

Hoewel vliegenvangers dus weinig sex hebben buiten de paarband om, is het niet zo dat vliegenvangermannen bijzonder trouw zijn. Als ze even de kans krijgen dan proberen ze met een tweede vrouw te paren, waar ze dan ook wel weer voor zorgen. Deze polygamie is bij ons niet heel algemeen: in de meeste jaren zijn het maar enkele mannen die dit lukt, maar we hebben ook wel eens een jaar gehad dat meer dan 10% van de mannen twee vrouwen had.

Op dit moment zie je het voorspel tot polygamie. Mannen wier vrouw nu een volledig nest hebben gaan weer zingen, vaak bij een nestkast iets verderop. Eigenlijk zouden ze misschien moeten wachten totdat hun eerste vrouw op de eieren zit, want dan hebben ze echt hun handen vrij. En die vrouw neemt niet meer de benen wanneer ze merkt dat haar partner het probeert aan te leggen met een tweede vrouw als ze al op eieren zit. Nu is dat risico er mogelijk nog wel. Dit jaar zou zo maar eens een jaar met relatief veel polygamie kunnen worden, omdat de vrouwen zo enorm gespreid aankomen (als ze nog komen tenminste….) heeft een man met een vroege vrouw langer de kans om nog een extra vrouw te versieren.

Zo’n vogelpaar dat samen voor een nest jongen zorgt wordt vaak gezien als een perfecte vorm van samenwerking. Helaas is dat maar ten dele waar, zeker wanneer een man meerdere vrouwen heeft. Die vrouwen willen immers beiden dat die man vooral voor haar eigen jongen zorgt, en zodoende is er sterke concurrentie tussen de vrouwen. De man zorgt vaak meer voor zijn vroegst uitkomende nest, dus voor vrouwen is het allerminst gunstig om met een reeds gepaarde man te paren. Mannen moeten daardoor hun werkelijke paarstatus verbergen om succes te hebben. Soms lukt dat, vaak ook niet.

22 april 2022: en nu?

Ineens is er weer wat lucht voor ons onderzoekers na de hectische tijd van de afgelopen week. Nooit hadden we zo’n gepiekte aankomst van mannen. Vrouwen kwamen er ook maar nog lang niet iedere man heeft een vrouw weten te bemachtigen, nog niet de helft van de mannen is op dit moment aan de vrouw. Het is de vraag hoeveel er nog komen. Het gekke is namelijk dat niet alle mannen altijd een vrouw krijgen. In sommige jaren loopt dat op tot bijna een derde van de mannen, vorig jaar waren er nauwelijks mannen die ongepaard bleven. Hoe komt dat? Bij de geboorte worden er wel ongeveer evenveel meisjes als jongens geboren. Overleven vrouwen slechter in sommige jaren? We weten wel dat vrouwen wat beweeglijker zijn maar zijn er elders dan meer vrouwen dan mannen? Of zijn die vrouwen er wel maar nemen ze gewoon geen genoegen met de mannen die er zijn? Of komen ze te laat en zijn ze er wel maar ondernemen ze gewoon geen broedpoging? Duizenden nieuwe vragen kan je stellen als je je meer in een systeem verdiept. Na het beantwoorden van iedere vraag, komen er weer nieuwe vragen op. Dat is het leuke van onderzoek en langzamerhand leren we wat meer over de wereld van de vliegenvanger en daarmee eigenlijk nog veel meer daaromheen. Het is een kwestie van lange adem want ieder jaar is weer anders en ieder jaar leren we weer een beetje meer.

Wat zou je graag zendertjes omhangen zoals ze bij grotere soorten als de koekoek doen, dan leer je heel snel een hoop meer (zie hier). De technologie is binnenkort vast zover en dan moeten we beursaanvragen schrijven om het geld daarvoor te krijgen want goedkoop zal het niet zijn.

21 april 2022: Geheimzinnig

Als je niet beter zou weten dan zou je bijna niet geloven dat we midden in de grote voorjaarstrekperiode zitten. Eigenaardig dat je nu nauwelijks vogels ziet trekken, ook niet voor geoefende vogelaars. In het najaar is dat toch heel anders: dan hoor en zie je groepen vinken, lijsters, leeuweriken, piepers overtrekken, op weg naar het zuidwesten. Al die vogels moeten nu weer in tegenovergestelde richting naar hun broedgebieden. Wat je er van merkt zijn de vogels die er eerst nog niet waren en opeens overal zitten te zingen. Dat zijn nu de fitissen, tjiftjaffen, boompiepers en bonte vliegenvangers. Dat zijn overigens allemaal nachttrekkers, die ook in het najaar onzichtbaar uit Nederland verdwijnen.

Toch kan de oplettende waarnemer wel die trekkers zien. In het bos zitten bijvoorbeeld nog kepen, op doorreis vanuit Frankrijk richting Scandinavië. De mannen met hun mooi oranje buiken krijgen nu hun diepzwarte kop. Op allerlei plekken scharrelen nog groepjes zanglijsters door het bos, die ook vast nog onderweg zijn. Subtieler zijn de heimelijke groepjes boompiepers. En wie weet, maakt een deel van de tjiftjaffen en fitissen die we nu zien ook slechts een tussenstop.

Opvallend zijn ook de soorten die ik nog niet heb gezien zit jaar: nog geen fluiters, koekoeken, gierzwaluwen, wielewalen en zelfs geen grasmus. Het zijn altijd wat laat aankomende soorten, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat ze dit jaar enigszins aan de late kant zijn. Het weerbericht toont ook regenrijk weer in het Middellandse Zeegebied, en het zou me niet verbazen wanneer dit ze ophoudt. Net zoals dat met de vroege bonte vliegenvangermannen gebeurde nu twee weken terug.

Het loopt ook nog niet storm met de aankomst van vliegenvangervrouwen: elke dag komen er een paar bij. Sommigen beginnen voortvarend nesten te bouwen, terwijl anderen het tergend langzaam doen. Er is een nest waarvan ik al vijf dagen geleden noteerde dat er een beetje nestmateriaal was, en dat beetje werd maar niet meer. Elke dag loop ik daar langs en nooit zie of hoor ik meer een vliegenvanger. Ik had de hoop al opgegeven, en dacht dat het paar er niet meer was. En opeens begint het nest weer te groeien. Nog steeds zie ik die vogels nooit, maar toch moeten ze er zijn. Gelukkig weet ik dat ze er zijn, maar hoe gemakkelijk is zoiets ook te missen. Nu maar wachten op het eerste eitje. Dat is gelukkig niet te missen.

18 april 2022: Vroeg of toch laat?

Het is bijna niet voor te stellen dat nog geen week geleden de eerste vliegenvanger arriveerde. Sindsdien leven wij vliegenvangers. Het begon met een enorme golf van mannen die aankwam, maar die droogde snel weer op. Dan denk je: was dit echt alles?

Ook na een half leven onderzoek aan vliegenvangers sta ik vaak versteld van wat er gebeurt. Die golf van dit jaar was wel heel erg hoog. En ik kan me voorstellen dat vroeg uit Afrika vertrekkende vogels een tijdje kunnen worden opgehouden door slecht weer, en dat er dan veel tegelijkertijd komt. Maar nu was het zoveel en relatief toch ook zo vroeg dat het er op lijkt of ook late vertrekkers nu in die golf zaten. Of is dat mijn ongeduld, en komen er nog meer vogels bij? Hoeveel mag je elk jaar weer verwachten? Hoeveel passen er in een gebied? Wat beperkt hun aantallen? Dit jaar lijken er in ieder geval voldoende lege nestkasten voorhanden, dus er kan nog meer bij.

Na een paar dagen met weinig aankomst van mannen was er vanochtend toch weer onrust op allerlei plekken in het bos. De gevestigde orde (pas een paar dagen aanwezig!) lag overal in de clinge met nieuwkomers. Zijn dit vooral jonge mannen, of toch een staart van de normale aankomstverdeling? Jonge vogels arriveren gemiddeld een kleine week later, vast omdat ze het trekken nog moeten leren.

Nog geen maand geleden hoorde je dat het voorjaar wel drie weken vroeger was dan normaal. Dat soort waarnemingen zijn vaak dagkoersen, want momenteel denk ik dat we heel gemiddeld zitten. Dan is wel de vraag waarmee je dat vergelijkt. Qua vliegenvangers lopen we zeker twee weken voor op wat normaal was 40 jaar geleden. Toen hadden we nog reikhalzend uitgekeken naar de eersten. Nu denken we dat we al aan het staartje zitten.

17 april 2022: een sneu geval.

Je hoort wel eens mensen die een sperwer uit hun tuin jagen omdat het zielig is voor die kleine vogeltjes als ze gepakt worden, nou zo zielig zijn die kleine vogeltjes niet. Koolmezen zijn ook echte moordenaars, kijk hier maar eens (het is trouwens geen Huismus maar een Barmsijs die gepakt wordt). Dus ook de koolmezen maar wegjagen uit de tuin? Ach laat de natuur zijn werk ook maar een beetje doen, je kan als mens wel blijven ingrijpen. Zelf zijn we eigenlijk het grootste tuig onder de dieren…

Vandaag vond ik twee door koolmezen afgemaakte vliegenvangers. Je ziet het vaak al aankomen, een vliegenvanger die zo nodig net de nestkast die al bezet is door een koolmees moet hebben. Ook de gedode vliegenvangers hebben vaak geen hersenen meer over, een voedzaam hapje die je als eieren leggende mees niet kan laten liggen. Van de vliegenvangers die ik vandaag vond, was er één geringd. Ik bleek hem vorig jaar als 2e kalenderjaar man 100 meter verderop te hebben geringd, dat was pas op 9 juni. Het seizoen was al bijna ten einde toen ik bij nestkast 553 een man hoorde zingen, nog niet eerder gehoord daar, dus even een valletje in de nestkast gezet. Even later had ik hem, een jonge ongeringde man.

Veel mannen slaan hun eerste broedseizoen over, slechts een kwart van de mannen broeden in hun eerste jaar. Heel gek eigenlijk want de gemiddelde vliegenvanger wordt slechts 0.6 jaar oud. Wanneer je een jaar oud geworden bent, is de kans dat je overleefd naar het volgende jaar wel wat groter maar dat is ook nog geen 50 procent. Je zou dus zeggen, broeden als je kan! Waarom doen ze dat dan niet? Het zou kunnen dat die jonge mannen door gebrek aan ervaring domweg te laat aankomen om nog een broedpoging te ondernemen. Wat rondzwerven en misschien alvast verkennen wat de goede plekken zijn is dan het beste wat je nog kan doen. De man van vandaag leek dat vorig jaar te doen, blijkbaar beviel het hem en kwam hij dit jaar terug. Hij hield alleen geen rekening met de moordzuchtige mees in nestkast 551, geen nageslacht voor hem.

16 april 2022: verliefd!

De studenten die dit jaar meewerken in het veld geven de vliegenvangers persoonsnamen. Ik dacht dat dit altijd was voorbehouden aan mensen die primaten bestuderen, maar als je lang naar dezelfde individuen kijkt dan worden het karakters. Zelf heb ik overigens nooit die neiging gehad. Het enige wat ik wel eens heb gebruikt is de naam “zwartje” voor een man met uitzonderlijk zwart verenkleed. Weinig verheffende naam.

De reden om geen namen te geven kan zijn dat je moet uitkijken niet al te veel menselijke gevoelens te projecteren op de dieren die je bestudeert. Een beetje afstand houden kan dus geen kwaad. Ondertussen doe ik dat stiekem toch wel.

Ik bedacht vandaag dat mannen vliegenvangers slecht geheimen kunnen bewaren. Zeker als ze verliefd zijn dan straalt het er vanaf. Dat begint al bij het moment dat er een vrouw interesse toont. Ze gaan opeens op hoger toon zingen (opgewonden!), en proberen de vrouw zo naar hun nestkast te lokken. Vandaag een man die niet wist hoe hij het had, en die enkele keren een soort looping vluchtje voor de nestkast uitvoerde terwijl de vrouw op de deksel van zijn kast landde. Maar ook als een man al gepaard is kan hij zijn verliefdheid moeilijk verbergen. Opeens is hij opgehouden met zingen, maar als ik bij zijn nestkast kom slaat hij opgewonden roepjes uit. Voor mij een teken dat er een vrouw moet zijn, en als je even blijft kijken dan vind je haar vaak. Deels blijven die vrouwen dan stilletjes kijken wat je daar doet, maar sommigen komen gelijk dichtbij en beginnen je hard uit te schelden. Op zich is het heel prettig om zo goed dat gedrag te kunnen interpreteren, want dat maakt onze schatting aan aankomstdatum van vrouwen veel beter.

Zo zie je maar hoe gemakkelijk het is om menselijke emoties op vliegenvangers te projecteren. Maar namen geven? Daar begin ik voorlopig maar niet aan. Misschien een gebrek aan creativiteit mijnerzijds.

15 april 2022: een dode op goede vrijdag

Wanneer mensen horen wat voor werk we doen, dan benijden ze ons vaak. Het is zeker een voorrecht om het hele voorjaar door het bos te mogen lopen. Maar het vergt wel concentratie en doorzettingsvermogen.

Op een vroege ochtend in een zonnig bos is het een kakofonie van vogels die door elkaar heen zingen. Al die vogelsoorten maken hun eigen geluid, en het is aan ons om uit die enorme brei de geluiden van bonte vliegenvangers te filteren. Nee, dat zijn vinken, dat kepen, dat is een zanglijster, een heggemus, een zwartkop. Ja, dat is een vliegenvanger: daar moet ik op af. Die continue patroonherkenningsoefening houdt niet op bij het auditieve, want wanneer je weet dat hij (of zij) ergens zit, dan is het zaak de vogel te vinden. Soms hoog in de bomen, soms gelukkig laag waar je de vogels goed kunt zien. Ze zijn beweeglijk, dus dat maakt het gemakkelijker om ze te vinden, maar weer moeilijker om goed in de kijker te krijgen. En heb je er één gevonden dan alle kenmerken bekijken zodat we achteraf na kunnen gaan welk individu het is. Had die een ring, aan welke poot, is die gekleurd? Heeft hij kopvlekjes (en zo ja, hoeveel en hoe groot?), hoe donker is zijn rug, etc? Dan wil je opeens wel dat ze stil zitten.

Elke dag lopen we onze rondjes, en daarmee denken we goed te kunnen bepalen wanneer welk individu aankomt. Uit eerder werk weten we overigens al dat we daar bijzonder precies in zijn: bij vogels waarvan we de aankomstdatum nog preciezer konden bepalen met behulp van een dataloggertje was onze veldschatting vrijwel identiek.

Vandaag een wat wrang voorbeeld van hoe goed we in de smiezen hebben wat er gebeurt. Een man die eergisteren aankwam kon ik gisteren niet vinden. Dat gebeurt wel eens vaker, vooral wanneer ze gepaard raken. Hier was helaas iets anders gebeurd: ik vond deze man vandaag met ingehakte schedel verwerkt als nestmateriaal van een koolmees. Hij leek al ruim een dag dood. De afgelopen twee jaar had hij hier gebroed, kwam steeds vroeg in het seizoen aan, en dit jaar dus de laatste maal.

Omstandigheden vandaag waren overigens beroerd om goede waarnemingen te doen. Het was koud, en de vliegenvangers hadden wel wat anders aan hun hoofd dan uitgelaten te zingen. We vonden nauwelijks nieuwe aankomers. Er zijn nu veel mannen, maar nog nauwelijks vrouwen. En de vrouwen die er zijn, bouwen nog maar heel spaarzaam aan hun nest. Het wordt geen nieuw vroegte-record qua legdatum dit jaar. Dan moet er over 4 dagen een ei liggen.

13 april 2022: Maniakaal van de lente genieten

Gelukkig weet bijna niemand dat het allermooiste moment van de dag de vroege ochtend is. Vanochtend was het opeens ook nog eens veel meer lente dan de afgelopen dagen. Na de warme nacht rook het bos naar lente. En het bos zong, zoals alleen een lentebos dat kan. De kepen kweelden in groepen hoog in de dennen. Er waren opeens veel meer fitissen met hun vrolijk-melancholieke liedje. Overal roodborsten. De heldere zang van zwartkoppen. En de eerste gekraagde roodstaart die ook de weg vanuit Afrika weer terug heeft gevonden. Maar speciaal voor ons zongen de bonte vliegenvangers!

Drie dagen geleden zochten we nog tevergeefs naar vliegenvangers, maar vandaag waren ze opeens overal. Vast vannacht aan komen trekken vanuit het zuiden. Waar in bijna alle jaren de aantallen in het voorjaar langzaam opbouwen, hadden we vandaag te maken met een overweldigende golf. Ze waren misschien zelf ook wel wat overweldigd, want ze zochten allemaal een plekje, en daarbij zaten ze elkaar soms hevig in de weg. En om het nog gecompliceerder te maken: er waren vandaag opeens ook allerlei vrouwen. Gemiddeld komen die een week later aan dan mannen, maar dit jaar lijken de vroegste mannen opgehouden te zijn. Dus die mannen konden gelijk aan de slag om eerst een nestkast te claimen, daar de mezen weg te houden, en vervolgens ook maar gelijk een vrouw het hof te maken. Drie van de vier mannen die ik gisteren zag hadden vandaag al een vrouw. De man die ik eergisteren als eerste zag lijkt succesvol te zijn geweest in het verjagen van een mezenpaar dat al een nest had gebouwd.

Ieder jaar grappen we weer dat het een uitzonderlijk jaar is, en dit jaar maakt daarop gelukkig geen uitzondering. We schatten dat misschien wel eenderde van alle mannen die we verwachten afgelopen nacht is aangekomen. Nu denken veel vogelaars dat trekvogels altijd heel massaal en gelijktijdig aankomen, maar wij hebben sinds dit vanaf 2007 goed bijhouden en nog nooit een dag gehad dat meer dan 20% van de populatie aankwam. En vandaag dus mogelijk zelfs 35%.

Richard en ik genieten op een haast maniakale manier van de lente. Dat maniakale komt doordat we echt graag van ieder individu willen weten op welke dag die arriveerde. Elke ochtend vroeg het bos in, en dus kijken, kijken, en goed noteren wat we zien. Dit doen we dus al veel jaren, en we weten daardoor dat sommige individuen gemiddeld altijd vroeg zijn, terwijl andere gemiddeld altijd laat zijn. Maar sommige jaren zijn dus vroeger, terwijl andere juist later zijn. Wij willen begrijpen welke rol er weggelegd is voor genen en welke voor de omgeving om deze variatie te verklaren. Het interessante is dat dit vaak een combinatie is van beiden. In een jaar als dit waarin heel veel vogels tegelijk aankomen, zal er misschien heel weinig rol voor genetische verschillen zijn tussen individuen. Het is nu bijna allemaal omgeving. Maar in andere jaren is dat ongetwijfeld anders. Voor ons begrip van hoe aanpassing aan klimaatverandering werkt is dit van belang. In jaren dat aankomstverschillen door genen worden bepaald kan er veel gemakkelijker evolutionaire verandering optreden dan in jaren waarin het vooral omgeving is. Een mooie reden om iedere ochtend weer buiten te zijn, en te genieten. Het kan maar beter een geheim blijven dat het juist dan het allermooist is.

12 april 2022: Vliegenvangers zijn miereneters

Je kunt duizenden dingen onderzoeken aan elke dier of plant waar je interesse naar uitgaat. Sterker, je kunt je hele leven een enkele soort onderzoeken, en toch steeds weer nieuwe ontdekkingen doen. En dan kan je aan het einde van je leven zelfs concluderen dat er enorm veel is dat je nog niet weet. Voor dat onderzoek moet je wel in het veld zijn, want daar spelen alle interacties met alle facetten van de leefomgeving. Daar spelen de selectiekrachten die er toe hebben geleid dat bijna alles wat we zien zo mooi is aangepast. Of misschien moet je dit wel in de verleden tijd zeggen: dat alles mooi was aangepast, want met alle veranderingen in de wereld zijn aanpassingen uit het verleden geen garantie meer voor het heden, laat staan voor de toekomst.

Wij zijn geinteresseerd in dat aanpassingsvermogen. Nu is er al gigantisch veel onderzoek aan bonte vliegenvangers gedaan, dus we hoeven gelukkig niet bij nul te beginnen. Omdat één van de centrale thema’s in de natuur “eten en gegeten worden” is, zou je verwachten dat we dus in groot detail weten wat vliegenvangers eten. Fout! Van maar een korte periode in het leven weten we dit, en dat is wanneer de jongen in het nest verblijven. Daarbuiten weten we hoegenaamd niets.

Sinds gisteren zijn er vliegenvangers bijgekomen. En de vraag is wat die op dit moment vooral eten. Is er al voldoende voedsel zo in het vroege voorjaar? En als ze nog eerder waren gekomen was er dan ook al genoeg? Of als het voorjaar kouder was geweest? Naast zang bestaat het grootste deel van wat een vliegenvangerman op dit moment doet uit eten. Snel vliegen ze naar de uitlopende knoppen van berken, waar ze iets kleins vanaf pikken. Wanneer je zoekt op die twijgen dan zitten daar allemaal bladluizen. Kleine snacks, maar blijkbaar voldoende voorradig.

Om een beter beeld van hun dieet in deze cruciale tijd van het jaar te krijgen gebruiken we sinds enkele jaren DNA-barcoding. Uit vliegenvangerpoep lezen we als het ware het DNA van de prooien, en dat geeft een goed beeld van wat ze eten. Vliegenvangers blijken in deze tijd niet alleen bladluizen te eten, maar ook wantsen, en veel mieren. Het is vaak moeilijk zoeken naar zo’n poepje tussen de bladeren, maar we worden daar steeds beter in. Vandaag vond ik mijn eerste, en grappig genoeg zat daar een zeer slecht verteerde mier in. Nooit eerder zo waargenomen. Na een half leven vliegenvangeronderzoek weet ik dat die naam eigenlijk maar onzin is. Ik werk aan bonte mierenvangers.

11 april 2022: Wat een doelgerichtheid

Eindelijk was het vanochtend raak. Na dagen tevergeefs op zoek te zijn geweest naar de eerste bonte vliegenvanger, was hij er toch opeens. Een man natuurlijk, want die komen het eerst. Je weet dat die gaat komen, maar toch overvalt het je een beetje. Vanaf nu zijn we echt begonnen.

Bij het zien van die vliegenvanger trof me zijn doelgerichtheid. Daarmee bedoel ik geeneens zijn vermogen om vanuit Afrika z’n weg naar Nederland te vinden. In mijn beleving is deze vogel net aangekomen: gisteren heb ik hem niet gezien, en ook zijn gedrag geeft die indruk. Hij zingt wel, maar zeker nog niet op volle kracht. Maar de doelgerichtheid betreft vanochtend twee zaken: hij wil een nestkast, en hij weet dondersgoed dat kool- en pimpelmezen dat ook willen. Waar de mezen onderling de poet verdeeld dachten te hebben, begint de onrust opnieuw bij het arriveren van vliegenvangers. Ik denk dat de mezen een bloedhekel aan ze hebben. Deze man ging gelijk vol op het orgel: de mezen die in de buurt kwamen van de twee kasten waar hij z’n oog op had laten vallen kregen de volle laag. Met volle snelheid vliegt hij op ze af, om pas op het laatste moment uit te wijken. Buiten de kasten zijn de vliegenvangers superieur, maar bij een gevecht in een kast leggen ze vaak het loodje.

Vliegenvangers hebben een wat ambivalente houding tegenover mezen. Ze zijn concurrenten om nestkasten (en misschien ook om voedsel), maar ze gebruiken de mezen ook als informatiebron over welke plekken in het bos geschikt zijn om te broeden. Er zijn allerlei experimenten gedaan die dit lieten zien, en het is misschien ook geen toeval dat deze man vooral de nestkast wil waar een mees al een nest heeft gebouwd. Nu maar hopen dat dit niet z’n einde betekent.

5 april 2022: tevergeefs het bos in.

Bijna alles in het leven draait om de juiste timing. Dat geldt voor de vogels net zo goed als voor ons onderzoekers. Er is wel verschil: als een vliegenvanger te vroeg aankomt dan gaat hij dood van de honger, terwijl als wij te vroeg in het seizoen het bos in gaan, dan lopen we ons rondje voor niets. Nat pak, koude tenen, maar toch altijd weer een droog huis waar je kunt opwarmen. Misschien verspilde tijd, maar ook belangrijk om te weten dat de vogels er nog niet zijn.

Vanochtend was zo’n ochtend dat ik tegen beter weten naar het bos toog. Grijze lucht, af en toe wat motregen. Je verwacht niets met de kou van de afgelopen week, maar je weet maar nooit. Toch zingt er een boompieper: de eerste van het jaar voor mij. Die komen van ongeveer dezelfde plekken in Afrika als “onze” bonte vliegenvangers. Als zij het kunnen…. Ook een fitis die al volop zingt. Eentje maar, maar toch ook een voorbode voor de lente. Tjiftjaffen zingen volop, wat doet vermoeden dat als er een vliegenvanger aanwezig is dat die ook wel even van zich zou laten horen. Je weet echter nooit hoeveel je niet ziet.

De eerste berken beginnen een groene waas te krijgen. Dat was twee weken terug ook al zo, en sindsdien is er nauwelijks wat veranderd. Krentenboompjes neigen naar bloei. Kool- en pimpelmezen hebben al nesten, maar nog geen eieren. Alles wacht totdat het weer beter wordt. Vol ongeduld. Of zijn wij het alleen die ongeduldig zijn?

23 maart 2022: afwachten en klaar om aan de slag te gaan

We zijn in afwachting van de eerste Bonte Vliegenvangers. Hoewel het nu prachtig weer is, zou het best eens zo kunnen zijn dat de eerste vliegenvangers met winterse buien te maken krijgen. Het zal vast niet zo erg zijn als 26 april 2016, toen viel er een pak sneeuw.

21 maart 2022: voorbereidingen

De nestkasten zijn weer gerepareerd en waar nodig vervangen. Opvallend weinig marterschade de afgelopen winter. Er lijken ook weinig slaappoepjes in de kasten te liggen. Waarschijnlijk zijn de mezen het bos uit getrokken omdat er weinig voedsel te vinden was (mondelinge mededeling Rob Bijlsma). In mastjaren dragen de beuken heel veel beukennootjes, jaren waarin het voor mezen makkelijk rondkomen is in de winter. Afgelopen jaar waren er nauwelijks beukennootjes , mezen overleven dan over het algemeen slechter. In dorpen zijn in dit soort winters veel mezen op de voertafel te vinden, een kans om te overleven. En marters zijn niet dom want die gaan niet aan lege nestkasten knagen. In het Lauwersmeer vonden we met Joost Tinbergen en Rienk Fokkema inderdaad dat marters veel vaker een kast openden die bezet was door een mees als dat ze een niet bezette kast openden.

Meer dan andere jaren rond half maart, waren er mezen begonnen met nestbouw. Het mooie weer van de afgelopen weken heeft daar vast aan bijgedragen. Ik ben benieuwd of de eerste eieren al in maart gelegd gaan worden.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *