Ik zou liegen wanneer ik zeg dat ik voor de vliegenvangers zo ver naar het noorden ben gereisd. Maar ik ben blij ze hier ook te vinden.
Ons eigen broedseizoen is al weer een kleine twee maanden geleden opgehouden, toen de laatste jongen uitvlogen. Daarna moest ik met spijt het bos gedag zeggen, en wachtte er allerlei kantoorwerk. Dat heb ik nu dus ook voor even achter me gelaten, maar één van de klusjes die nog wachtte was een einde aan de seizoensblog te schrijven. En wat is daarvoor een betere plek dan op een strandje aan een mooi Noors meer? We hebben net drie dagen gekanood, en staan nu met onze tentjes ergens op een mooie oever tussen een onuitputtelijke voorraad bosbessen. Op het meer roepen de parelduikers. Wonderschone vogels zo in zomerkleed, met hun lichtgrijze koppen, diepzwarte keel en mooi geblokte rug. Ik weet hoe dan niets van deze prachtige beesten, en waarom ze op dit moment luid gakkend twee aan twee over het meer vliegen. In de vroege ochtend vanuit de tent wordt de absolute stilte verbroken door hun loeiende sirenes. Er volgt gespetter, waar ik uit opmaak dat ze aan het vechten zijn. Ik vermoed dat het al in voorbereiding is van volgend voorjaar, wanneer er weer een kort broedseizoen begint. Misschien kan je als parelduiker maar beter nu uitmaken wie waar de baas is,dan daar volgend jaar veel tijd aan te verspillen. Bijna iedereen komt toch terug, want de overleving is hoog, en ze zijn vast heel trouw aan hun plekje. Nu nog even wat robbetjes vechten en dan naar zee voor de winter.
Wanneer ik zo die parelduikers overpeins, bedenk ik dat ik ondertussen gelukkig meer weet van “mijn” vliegenvangers. Dat klinkt mogelijk zelfgenoegzamer dan ik bedoel, want ik weet dondersgoed dat er nog zoveel meer is dat ik nog niet weet. Dat besef ik me maar wat goed wanneer ik de bonte vliegenvangers hier in de regen zie, terwijl ze drukdoende een maal bij elkaar proberen te scharrelen. Het lijken net uitgevlogen jongen, die nog hun boevenpak hebben. Vast niet langer dan een paar weken geleden verlieten ze hun nest, zeker een maand later dan bij ons. Ze lijken aansluiting te hebben gezocht bij een familie grauwe vliegenvangers, waar deze laatsten niet altijd van gediend lijken te zijn. Meer dan eens jaagt een grauwe achter een bonte aan. Zouden ze hier nu hetzelfde eten en dus met elkaar in competitie zijn? Of geldt dat alleen voor een regenachtige dag als vandaag? Ik hoop ze eigenlijk bessen te zien eten, want weet dat ze dit soms doen tijdens de trek en in het overwinteringsgebied. Maar in tegenstelling tot ons lijken ze geen interesse te hebben in de bosbessen. Ze snoepen vast van de haften die met dit weer naar de oever worden geblazen, of van de talrijke (bos)mieren.
Scandinavië is de bakermat van het vliegenvangeronderzoek. Hele generaties biologen hebben ze hier bestudeerd, en ik kan me dat goed voorstellen. Heerlijke plek. Zoveel wilder ook dan onze Nederlandse bossen. De ecologische omstandigheden zijn hier vast zo anders, dat het me weer jaren zou kosten om het systeem echt goed te doorgronden. Zouden ze hier bijvoorbeeld ook veel rupsen weten te vinden? Vast veel minder dan op de eiken bij ons. En hoeveel vaker gebeurt het hier dat je koude periodes hebt in het voorjaar, waardoor er echt veel nesten het niet halen?
Eén van de grote nadelen van bijna alle Scandinavische vliegenvangerstudies is dat jongen daar zelden terugkeren op de plekken waar ze geboren zijn. Dat maakt dat je veel evolutionaire processen nauwelijks kan bestuderen. En daarvoor heb je ook nog eens lange termijn studies nodig. Dus in 2025 zal ik gewoon weer in Drenthe de terugkeer van de vliegenvangers afwachten en doorgaan waar we dit jaar waren gebleven. Dat zal broedseizoen nummer 19 worden. Dan zullen we weer proberen dagelijks te bloggen, en ondertussen zullen komend najaar en winter misschien af en toe nog wat blogjes worden geschreven, maar de nadruk moet maar eens naar het vliegenvangerboekje gaan. Er is een begin, en met een beetje mazzel is er in 2026 wanneer we ons twintigste broedseizoen vieren een gedrukt boek. We gaan het zien.