Gelukkig hebben we even respijt. De drukte van het monitoren van de aankomst is nu echt achter de rug, en zelfs vrijwel alle ongepaarde mannen zijn al gevangen. Bijna alle vrouwen zitten nu op eieren, en voor de vliegenvangers geeft dat vast wat rust. In ieder geval voor die vrouwen, die hele dagen vooral zitten te broeden. Grappig is dat mannen daar niets aan doen, maar dat je ook zangvogels hebt waar mannen een deel van die broedzorg op zich nemen. Ik schrijf dit nu wel zo mooi op, maar kom eigenlijk vooral op de zwartkoppen waarvan ik zeker weet dat ze dit doen. Ieder jaar vind ik wel verschillende zwartkopnesten, en ik ben nog steeds verbaasd wanneer ik de grijze mannen met hun zwarte pet op die vrijwel doorzichtige nesten zie broeden.
Dat brengt mij op iets dat ik toch hooglijk frustrerend vind. Overal in dat bos zitten nu vogels te broeden, of zorgen zelfs al voor hun jongen. Je zou denken dat het een drukte van belang moet zijn, met ouders die steeds af en aan vliegen met voedsel naar hun hongerige jongen. Vorig jaar schatten we dat op een stukje redelijk rijk loofbos van zo’n drie hectare, waarschijnlijk wel zo’n honderd broedparen moesten huizen. Dus ruim dertig op een stukje van honderd bij honderd meter. Als die nesten jongen hebben dan moet een paar daar toch snel 10-20 keer per uur met voer komen aanvliegen. Dat zijn 300-600 vliegbewegingen per uur. Maar je ziet er niets van! Alsof ergens een Schiphol verborgen ligt, maar niemand last van de vliegtuigen heeft. Of dat eigenlijk niemand die vliegtuigen ooit ziet, en zelfs niet weet dat er een vliegveld verborgen ligt. Al die vogels hebben hun nesten uitstekend verborgen, en proberen hun vliegbewegingen zo te doen dat ze zo min mogelijk opvallen. Trouwens: niet echt allemaal, want vooral die vogels die veilig in de nestkasten broeden zijn relatief gemakkelijk te observeren. Maar de rest dus niet.
Ik vind het bijzonder dat die vogels opvallend goed zijn om zo onopvallend te zijn. Maar omdat ik me niet alleen voor vliegenvangers interesseer, maar eigenlijk ook graag wil weten wat al die tjiffen, fitissen, roodborsten, fluiters en ga zo maar door uitspoken, is het frustrerend dat die nesten zo slecht te vinden zijn. Graag zou ik weten wat die verschillende soorten op het menu hebben staan, wanneer zij hun eieren leggen, hoe vaak ze succesvol zijn, en als ze dat niet zijn, of ze dan nogmaals beginnen. Om maar een paar dingen te noemen. We denken vaak dat we met het bestuderen van soorten in die nestkasten iets over dat grotere systeem kunnen zeggen, maar dat is een aanname die vrijwel nooit is getoetst.
Ons onderzoek richt zich voor een deel op het belang van op het juiste moment broeden. Het idee is dat vogels gebruik maken van de korte periode in het voorjaar dat er veel rupsen en andere insecten aanwezig zijn. Goede timing is dan essentieel, want daarmee kan je veel jongen grootbrengen. Daaruit volgt min of meer dat voedsel de belangrijkste sturende factor is. Maar voor veel van die soorten die op de grond of met open nesten in het struikgewas broeden, is dit maar een deel van het verhaal. Voor hen is het risico van nestpredatie zo hoog, dat ze misschien wel eerder moeten beginnen in de hoop dat ze voldoende pogingen kunnen doen in het seizoen om uberhaupt wat jongen groot te brengen. Misschien doet die rupsenpiek er daarom relatief weinig toe, maar is veiligheid een veel belangrijker element in hun afwegingen.
Om daar een beetje zicht op te krijgen doe ik af en toe een halfslachtige poging om ook nesten van andere soorten te zoeken. Zoals gezegd: het valt niet mee. Ten eerste moet je daar de tijd voor nemen, en ik jakker te veel achter die vliegenvangers aan. Ten tweede zijn vrijwel al die nesten dus slecht te vinden. De beste tijd is wanneer nesten nog worden gebouwd, want dan lijken de bouwers zich wat minder kwetsbaar te wanen. Zo vond ik een fitisnest doordat ik uit mijn ooghoek een fitis met een veertje een pol pijpenstrootje in zag vallen. En ook de vinkennesten trokken mijn aandacht door bouwende vinkenvrouwen. Eén van de enige nesten die wel gemakkelijk te vinden zijn, zijn die van fluiters. Het is me een raadsel hoe die de evolutie hebben overleefd, want fluiternesten zijn zo simpel te lokaliseren als je het kunstje kent. Als je dicht in de buurt van een nest komt, dan maken de ouders een fluitend alarmroepje, en als je dan wat achteruit loopt, dan vallen ze stil. En wacht je nog even, dan vliegt een ouder recht naar het nest. Kind kan de was doen. Hoewel: vandaag kostte het me nog geen kwartier voor het eerste fluiternest, maar het tweede heb ik nog niet kunnen vinden. Die ouders lijken schuwer, of het terrein is er minder overzichtelijk.
Het ligt vast aan hoe ik door het terrein ga, maar het valt me op dat die grondbroeders zeer regelmatig vlak langs het pad broeden. Nadat ik dat fluiternest vond op nog geen meter naast een druk pad, ben ik hondeneigenaren met loslopende hond maar weer vaker gaan aanspreken. Alstublieft: doe die hond aan de lijn, want die nesten zijn echt kwetsbaar. Vrijwel niemand beseft zich vast hoeveel vogels op de grond broeden, en hoe gevaarlijk dat al is met alle natuurlijke predatoren. Die honden moeten niet ook nog eens meer gevaar gaan toevoegen.
Ik heb de zelfde ervaring en ik zoek die nesten niet meer, ik ben nu veel meer geconcentreerd op de volgende nestkast maar ik hoor en zie die andere vogeltjes nog wel. Toen ik 10 en 11 jaar was speelden wij altijd in de bosjes en het was heel makkelijk om nesten te vinden van Fitis,Tjiftjaf etc. ik begon eieren te sparen. Toen ik 12 jaar was werd ik lid van de NJN. Ik was 13 jaar en zat op het lyceum en bij handenarbeid heb ik een kist gemaakt voor al die eieren. Van de biologie leraar kreeg ik al de eieren van de school, die kwamen uit de jaren twintig. Toen ik 14 was begon ik met nestkasten controleren. De verzameling eieren heb ik nog steeds. Nu ben ik 73 en doe het wat rustiger aan.