Welk verhaal wil (en kan) ik met dit onderzoek nu eigenlijk vertellen? Eerst wilden we het aanpassingsvermogen van bonte vliegenvangers beter begrijpen. Twintig jaar geleden zagen we dat ze hun timing onvoldoende aanpasten aan het steeds warmere en vroegere voorjaar. Sindsdien hebben we daar veel over geleerd. Je kan zeggen dat het een hoopvol verhaal is geworden. Die vliegenvangers zijn in de loop van de tijd steeds eerder gaan trekken en broeden, en hebben zich daarmee super snel aangepast. Geheel onverwacht ging een klein deel zelfs succesvolle tweede broedsels maken! We hebben goede aanwijzingen dat dit evolutie in actie is. Hoopvol, maar aan de andere kant zijn we sinds 2012 ongeveer een derde van de bonte vliegenvangers in onze nestkastgebieden kwijtgeraakt. De reden hiervan is voor mij nog een raadsel, helemaal omdat de stand in Nederland de afgelopen twee decennia sterk lijkt te zijn toegenomen. Of is het slechts een schijnbare toename, omdat tellingen gebaseerd zijn op zingende mannen, en er steeds meer mannen niet aan de vrouw komen?
Toen we 17 jaar geleden begonnen, had vrijwel niemand het nog over de dramatische achteruitgang aan insecten. Sindsdien weten we dat op de paar plekken waar dat goed is gemeten, insectenpopulaties zijn geïmplodeerd. Voor een insecteneter als een vliegenvanger zou dat dramatisch kunnen uitpakken, maar we zien daar in het broedseizoen niets van terug. Ze leggen niet minder eieren, en nestjongen gaan nauwelijks dood door de honger. Het lijkt er zelfs op dat er steeds meer rupsen komen. Terwijl ik dit schrijf zijn de eiken omgeven door een wolk van vele duizenden lichtgroene vlindertjes. Dit zijn volwassen eikenbladrollers, waarvan de rupsen verantwoordelijk zijn voor de kale eiken van dit moment. Aan de aantallen te zien is er nu een nieuwe uitbraak in de maak voor 2024, want elke vlindervrouw zal nu honderden eitjes leggen die volgende lente weer nieuwe rupsjes opleveren.
Je zou denken dat al die rupsen mij blij zouden stemmen, maar dat doet het allerminst. Ik heb het onbestendige gevoel dat het systeem uit balans is. Nu is die balans altijd een behoorlijk grillige geweest. Zo eens in de tien jaar zijn uitbraken van rupsen op eik heel normaal. Na één of twee jaar kaalvraat zakt die rupsenpopulatie weer in, vooral omdat er hele hordes roofinsecten en parasieten de rupsen te grazen nemen. Maar dit is al het zesde jaar op rij met heel veel rupsen, en als de schijn niet bedriegt zal het volgend jaar ook weer bar zijn. Het zou mij niet verbazen als die algehele afname aan insecten hier een rol speelt. Misschien zijn we te veel van de roofinsecten en parasieten kwijtgeraakt, zodat die rupsenpopulatie minder in bedwang kunnen worden gehouden. Als dat zo is, is dat voor de bomen vast geen pretje. Naast toenemende verdroging en verzuring (door stikstof) krijgen ze er nog een uitdaging bij.
De vraag is of dat dit een deel van mijn verhaal voor de komende jaren moet gaan worden. Vliegenvangers als belangrijke bijzaak om dat bos beter te leren begrijpen. Ik twijfel of ik het echt een leuke richting vind, maar het is een verhaal dat onderzocht en verteld moet worden.
Bedankt weer voor jullie verhalen Christiaan en Richard. Het bos komt tot leven door deze inkijk die jullie anderen geven door wat jullie doen. Blijf de verhalen vertellen en jullie onderzoek publiceren, deze waarnemingen onderbouwd door cijfers en feiten geven een duidelijke boodschap over hoe het (helaas) met de natuur is gesteld. De beste manier om problemen aan de kaak te stellen.
Hoi Christiaan, ik dacht hetzelfde: zijn die toenemende rupsenuitbraken in de eiken geen tekenen van een ontwricht systeem waarin correctiemechanismen zijn aangetast? Intrigerend dat insectenetende zangvogels als bonte vliegenvangers en mijn favoriete soort, de Gekraagde roodstaart daar wel bij lijken te varen. Tenminste, net als jullie met de vliegenvangers, lijken ook de roodstaarten in de NFW geen last te hebben van afnemend insectenvoedsel en te floreren op rupsen. Overigens was er in de houtwallen met eiken wel vrij veel vraat maar geen kaalvraat. We hebben dit voorjaar voor het eerst de rupsen met het opvangen van de poepjes gevolgd. En geconstateerd dat er in de eiken heel wat zaten, maar niet in Elzen. Terwijl het broedsucces in Elzensingels niet slechter is dan in de houtwallen met eiken. Ook intrigerend. Ik probeer er komende jaren meer zicht op te krijgen door gelijktijdige metingen aan prooiaanvoer voor de jongen en de rupsenstand in de omgeving in beide habitattypen. En ben benieuwd het te vergelijken met jullie bevindingen bij de vliegenvangers, Beste groet