Vandaag is het voor mij voor de verandering een wat rustige dag in het bos. Ik heb twee camera’s in nestkasten geinstalleerd, en die verzamelen nu voor mij de data. Elke keer dat de pimpel of koolmees binnenkort wordt er een foto gemaakt. Later zullen we deze bekijken en weten wat de mezen aan hun jongen voeren. Terwijl ik zit te wachten, snort verderop zacht een nachtzwaluw. Soms willen ze dat gewoon overdag wel even doen. De wespendieven zweven boven het bos. Joas heeft het nest gevonden, maar het slechte nieuws is dat er al een gebroken ei onder ligt. Waarschijnlijk dus al leeggegeten door een marter. Die moet natuurlijk ook eten, maar toch ben ik er niet blij mee. En die wespendieven nog minder.
Je zou denken dat het een superjaar moet zijn voor al die bosvogels. Rupsen in overvloed. Overal waar je loopt hangen nu rupsen met draden naar beneden. Je hoort hun keutels neerregenen op de droge bladeren op de grond. De eiken zijn bijna weer kaal. Vooral de toppen zijn ontbladerd, en het onderste deel van de bomen hebben vaak nog wat bladeren. Het zal niet lang duren dat die ook zijn opgevreten. Overvloed voor de vogels, maar het geeft mij toch een onbestemd gevoel. Dit soort rupsenplagen (vooral een term van bosbouwers) komt vaker voor, zelfs met een soort cycliciteit van ongeveer 10 jaar. Een piek in 2008/09 en weer één in 2018/19. Maar sindsdien is er weinig afname, en dit jaar is het echt weer bar. Ik vraag me dan af of dit deels kan komen doordat insecten in het algemeen zo sterk zijn afgenomen. In het verleden werden die pieken vooral door een hele horde insecten gepredeerd en vooral geparasiteerd, waardoor de rupsen weer snel in aantal afname. Als we veel van die predatoren en parasitoiden zijn kwijtgeraakt, krijgen de rupsen steeds vaker vrij spel. Voor de vogels is dat misschien goed nieuws, maar voor de eiken waarschijnlijk veel minder. Het is natuurlijk niet gemakkelijk om dit hard te maken, maar het is mogelijk een onderzoekslijn die we nadrukkelijker moeten gaan bewandelen.